Waar denk je aan, als je het woord 'oorlog' leest? Tanks. Loopgraven. Helmen. Ontploffingen. Mosterdgas. Bombardementen. Actie, kortom, maar de oorlog kan ook een andere vorm aannemen, zowel banaler als beschaafder. Ten bewijze: Wachtend op het vuurpeloton.
Op 27 september 1870 vertrok de Duitse schrijver Theodor Fontane vanuit Berlijn naar Frankrijk. Hij wou een boek schrijven over de oorlog die daar volop aan de gang was, tussen zijn landgenoten en de Fransen. Een Duitser op Frans grondgebied, op het ogenblik dat de Duitse troepen de Fransen een nederlaag aan het toebrengen waren die zou nazinderen tot in de 20ste eeuw – klonk hem dat echt als een goed idee in de oren? Fontane was gewapend met een legitimatie als Rode Kruismedewerker (ten onrechte) en ging er blijkbaar van uit dat het allemaal wel los zou lopen (ook ten onrechte).
Hij was niet erg lang op Franse bodem en nog volop aan het sightseeën, toen hij werd opgepakt en ei zo na geëxecuteerd. Daarna begon een tocht van de ene gevangenis naar de andere cel, om te eindigen op het “gevangeniseiland” Oléron. Fontane wist zijn avontuur te overleven en schreef er een bestseller over, Kriegsgefangen: Erlebtes 1870. Deze tekst is nu in het Nederlands vertaald, als Wachtend op het vuurpeloton. Theodor Fontane: ooggetuige van de Frans-Duitse Oorlog (1870) en met de auteursnaam Joris Verbeurgt op de kaft.
Laat ik meteen duidelijk maken dat ik dit een goed boek vind. Ik raad het aan. Maar het heeft me wel even gekost om dit boek, nu ja, te vatten. Op basis van de kaft (met díe titel en díe auteursnaam) verwachtte ik een non-fictieboek, van pagina 1 tot en met pagina 335 geschreven door historicus Joris Verbeurgt, met waarschijnlijk een ruime hoeveelheid citaten van Fontane. Dat is het dus niet. In werkelijkheid is het grootste deel van dit boek een vertaling van Fontanes werk Krijgsgevangen. Belevenissen 1870. Deze vertaling loopt van pagina 59 tot en met 277. Nergens staat een vertaler vermeld, dus ik neem aan dat Verbeurgt dit klusje geklaard heeft. Wat hij ook heeft gedaan, is het schrijven van het “raamwerk”: een lange en uitmuntende inleiding, een nawoord en een uitvoerig namenregister waaruit heel veel op te steken valt. Zijn aandeel is dus: pagina 1 > 58 en 278 > 335. Waarom staat dan zíjn naam op de kaft, en niet die van Fontane? Waarom de titel Wachtend op het vuurpeloton en niet Krijgsgevangen? Dat is toch raar?
Anyway. We zetten deze verbouwereerdheid van ons af, het leven is te kort. Ik vond dit dus een aanbevelenswaardig boek. Waarom?
Het woord, het toeval, de cultuur
Al gauw bereikt de gevangengenomen Fontane een toestand van relatieve veiligheid. Hij slaagt erin de status van ‘officier supérieur’ te krijgen, waardoor hij recht heeft op fijne extraatjes (genre brandhout, en op Oléron zelfs een bediende) en met een zeker respect bejegend wordt. En al worden de gevangenen onderweg al eens uitgejouwd of vies bekeken door de Fransen, hun begeleiders tonen vooral interesse, begrip en tact. Hoewel er een oorlog woedt, probeert men iets van kalmte te bewaren, zich niet te laten meeslepen. Dezelfde nuance (het is oorlog, maar daarom moeten we ons niet gedragen als beesten) streeft ook Fontane zelf na, in zijn beschrijving van de Fransen. ‘Voorbij onze bergen wonen immers ook mensen’, schrijft hij, een sleutelzin in het boek. Dat leidt tot vaak komische typeringen die ook vandaag nog geldig lijken. Zo merkt hij op dat je, in een conflict met Fransen, niet in je schulp mag kruipen, maar vooral moet terugschreeuwen: ‘aan de macht van het woord wordt in Frankrijk een groter belang gehecht dan bij ons’. Ook maakt Fontane scherp het onderscheid tussen individuele Fransen en de Fransen als groep: terwijl hij voor de individuen veel waardering uitdrukt, maakt de groep op hem maar een povere indruk. Hij spreekt van ‘volledige stuurloosheid en verwarring’. Het enige wat hen geestdriftig kan maken is praten over ‘la France’. Fontane, onderkoeld: ‘Dat is iets, maar niet veel; en meestal eerder een gevaar dan een zegen.’ Hij bleef natuurlijk wel een Duitser.
Ook al was Fontane zelf op geen moment bij de gevechten betrokken, de échte oorlog sluipt ook zijn verslag in, omdat hij de verhalen opschrijft van zijn medegevangenen. Opvallend is het totale uitblijven van heroïek. Je valt in een hinderlaag, niet omdat de tegenstander je te slim af is, maar omdat je je van plaatsnaam vergiste. De beslissing om barricaden op te werpen, op zich helemaal niet zo dom, leidt ertoe dat de huzaren weinig speelruimte hebben tijdens een nachtelijke aanval, en wordt hen noodlottig. Een man staat op het punt te worpen doodgeschoten, maar maakt een impulsieve beweging en verliest alleen een stukje vinger. In al deze verhalen, hoe spannend ze soms ook zijn, speelt niet de mens maar het toeval, het dwaze, bloedige toeval, de hoofdrol.
Ten derde & ten slotte is Fontanes geschrift ook een interessant inkijkje in het hoofd van een 19de-eeuwse intellectueel. De tekst krioelt van de literaire en culture verwijzingen (vandaar de noodzaak van 41 pagina’s namenregister!), met veel knipoogjes naar populaire cultuur en soms eerder pompeuze verwijzingen naar hoge cultuur. Ik wil graag geloven dat de contemporaine lezer de meeste van die referenties snapte (opnieuw: Fontanes boek was een succes) en op die manier krijg je een indruk van het universum waarin een 19de-eeuwse Europese intellectueel zich bewoog. Ook om die reden is het fijn dat Fontanes boek vertaald is: er zijn nog veel 19de-eeuwse literaire werken in vertaling verkrijgbaar – Fontanes Stechlin, bijvoorbeeld, werd in 2019 nog herdrukt door L.J. Veen, en schrijver Martin Michael Driessen maakte in 2017 voor Wereldbibliotheek een vertaling van zijn korte roman Onder de perenboom – maar non-fictieteksten zijn veel schaarser. Hoed af voor uitgeverij Vrijdag dat ze deze allesbehalve commerciële tekst van een allesbehalve commerciële schrijver hebben willen vertalen.
Een vergeten oorlog
De Frans-Duitse oorlog van 1870, een proloog op de Eerste Wereldoorlog, geniet in België weinig bekendheid. Dat zie je zelfs aan de titel van dit boek: er moest een jaartal bij, anders zouden maar weinigen weten in welk tijdvak die oorlog plaatsvond. Niettemin, zowel in de Franse als de Duitse geschiedenis betekende deze botsing van Europese giganten een omwenteling. De oorlog maakte een einde aan het keizerrijk van Napoleon III én aan Frankrijk als keizerrijk: nog tijdens de clash met Pruisen werd een republiek uitgeroepen. Tegelijk deed de oorlog het Duitsland ontstaan zoals wij dat vandaag kennen: Pruisen overtuigde de zuidelijke staten er eindelijk van om één land te vormen, en de Pruisische koning werd Keizer van het Duitse Rijk. Ook niet te vergeten: na de oorlog scheurde het vernederde Frankrijk zichzelf aan stukken en Versailles nam de wapens op tegen Parijs – de ondergang van de Parijse commune werd een ongehoord bloedig hoofdstuk in de Franse geschiedenis. Mocht u het nu in Keulen, Parijs of Pruisen horen donderen, wanhoop niet: het wordt allemaal van naaldje tot draadje uitgelegd in Joris Verbeurgts uitstekende inleiding.
Wachtend op het vuurpeloton is, kortom, een flinke brok culturele en militaire geschiedenis, een scherpzinnige, leerzame, bij vlagen poëtische en altijd vlot leesbare tekst over gewone mensen in de marge van een oorlog, over pogingen het hoofd koel te houden als de wereld gek geworden is.
Joris Verbeurgt, Wachtend op het vuurpeloton. Theodor Fontane: ooggetuige van de Frans-Duitse Oorlog (1870). Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen 2021, 335 bladzijden, € 22,50, ISBN 9789460019326.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten