maandag 1 december 2014

Doorlezen of niet? Donald Ray Pollock

Vandaag: Al die tijd de duivel, een roman van de Amerikaan Donald Ray Pollock. Uitgeverij Karaat introduceert hem in onze taal: eerst deze roman uit 2011, in december gevolgd door de verhalenbundel waarmee Pollock debuteerde, Knockemstiff (2008). 

Wie? Donald Ray Pollock is een laatbloeier. Geboren in 1954, werkte als truckchauffeur tot zijn vijftigste en ging toen Engels studeren aan de Ohio State University. Kreeg prijzen, beurzen, ruimte in de media en korting in de supermarkt om de hoek.

Buzz? The devil all the time was één van Amazons ‘Best Books of the Month’ in juli 2011. Het magazine GQ schreef: ‘Flannery O'Connor’s brutal Wise Blood looks like Sense and Sensibility next to this finely woven, throat-stomping Appalachian crime story.’ In Frankrijk is Pollock enthousiast onthaald; de tijdschriften Lire en Rolling Stone waren zeer te spreken over Le diable, tout le temps.

Vooroordeel van de dag? Geeneen.

Wat was de vraag? Kun je in een overbekend, haast karikaturaal geworden literair universum nog iets interessants vertellen?

De eerste vijftig bladzijden... De proloog van Al die tijd de duivel speelt zich chronologisch ná de rest van het boek af (voor zover ik kon opmaken uit die eerste vijftig bladzijden). De kleine Arvin Russell is getuige van de uitersten in zijn vaders karakter: diepe religiositeit en een uitbarsting van fysiek geweld, gericht tegen twee grapjassen die Arvins moeder ietwat te vrijpostig bespraken. ‘Ik keur vechten zonder goed reden niet goed, maar je kunt ook te toegeeflijk zijn’, leert Willard Russell zijn zoon – en hij past deze goed raad meteen zelf toe.
Einde proloog. Terug in de tijd. Soldaat Willard Russell heeft WO II overleefd en keert terug naar huis, zijn kop vol gruwelbeelden. Zijn moeder is blij hem te zien, maar minder blij te horen dat hij op de terugweg verliefd is geworden op een meisje. Zij heeft namelijk een dealtje gesloten met God. Haar zoon ongeschonden terug? Dan zou hij trouwen met het lelijkste meisje uit het dorp. Willard bemerkt het gevaar:
Hij begreep nu waarom zijn moeder de afgelopen dagen voortdurend had gezegd dat een mooi uiterlijk helemaal niet zo belangrijk was. Hij was bereid te erkennen dat dat in de meeste gevallen waar was, dat de geest belangrijker was dan het lichaam, maar jezus, zelfs zijn oom Earskell waste zijn oksels zo nu en dan. 

Gelukkig treedt juffrouw Okselstank in het huwelijk met Roy Laferty.
De broers Laferty, Roy en Theodore, zijn geestelijken van het extreme soort. Ze prediken hel en verdoemenis en gaan nog veel verder dan Willard in de proloog, om hun punt te bewijzen. De humor is van het heel, heel grimmige soort. Theodore Lafferty, die verliefd is op zijn broer, wil af van diens vrouw, dus daagt hij Roy uit om te bewijzen dat hij inderdaad in contact staat met de Heer, en dode dingen weer tot leven kan wekken. Roy steekt een schroevendraaier in de hals van zijn vrouw. ‘Ze kwam maar een meter ver voordat ze voorover in de bladeren viel en een minuut of twee spartelde. Hij hoorde haar Lenora’s naam een paar keer roepen.’ Lenora is de naam van haar en Roys dochtertje.
En dan pas deelt Pollock de genadeklap uit: ‘Drie uur later zei Theodore: “Het lijkt er niet echt op, Roy.”’

Hoe gelezen? Al die tijd de duivel speelt zich af in de Midwest, dus ik kan niet beginnen over Southern Gothic. Toch past dit boek in een bepaalde traditie, haast een genre. Het zit ‘m in de combinatie van een vergeten dorp in het midden van nergens, veel God en nog meer geweld. Leven en dood, in een sfeertje van extreme kleinzieligheid. Zijn dit de laatste literaire resten van de western?
Het is in elk geval een setje elementen dat je in elkaar kunt vijzen zoals een Ikea-meubel. De vraag is wat je er als auteur mee aanvangt. Onze eigen Christophe Vekeman, bijvoorbeeld, deed interessante dingen met hetzelfde decor en diezelfde ingrediënten, in zijn roman Marie. Het is een setje, eigenlijk, waar je nog best mee kunt verrassen, omdat in dit universum àlles mogelijk: alle extremen zijn toegestaan. De kunst is je lezer voldoende psychologisch te betrekken bij de personages, zodat die geen indigestie overhoudt aan al die gekte en al dat geweld. (Misschien zou Marnix Peeters zich eens in dit genre moeten verdiepen. Maar ik wil geen slapende honden wekken.)
Op de stijl valt niets af te dingen. Pollock schrijft als een machinegeweer, en gooit er nu en dan een merkwaardig of komisch beeld tussen. Over één van de mannen die Willard in de proloog in elkaar heeft geramd, horen we later: hij ‘heeft een koffiekan om zijn nek hangen om daar zijn kwijl in op te vangen.’

Doorlezen? Het is afwachten of Pollocks Ikea-creatie ook nog ergens diepgang verwerft, maar spannend en amusant is het ongetwijfeld. Dus ja, doorlezen, mensen.

[Vertaling: Mon Faber]

Woensdag, de 100ste aflevering van ‘Doorlezen of niet?’: 
doorlezen of niet in Soldiers’ pay van William Faulkner? 

Mark Cloostermans leest 3 x per week de eerste 50 bladzijden van een nieuw boek, brengt verslag uit van zijn leeservaring en beantwoordt ten slotte de vraag: lees ik door in dit boek... of toch maar niet?

1 opmerking:

  1. Dit boek is voor mij DE ontdekking van het jaar een wel hiero:

    Donald Ray pollock is DE ontdekking van het jaar voor mij!

    Dit boek speelt zich af in de tijdspanne einde WO II tot begin jaren 1960. De setting: De manufacturing belt, het heuvelachtige West-Virginia en Ohio, meer bepaald de vallei, Knockemstiff (en de plaats waar de schrijver opgroeide) waar enkele nederzettingen gesitueerd zijn, oa, Meade, een papierfabriekstadje waar de inwoners worstelen om het hoofd boven water te houden.
    Bizarre karakters, ontaard en ammoreel uitschot, bevolken dit boek. Disfunctionele mensen die leven in gekmakende dorpjes waar armoede, godstdienst en drank de dienst uitmaken.

    In korte hoofdstukken volgen we een aantal verhaallijnen, (een mozaiëkvertelling als het ware), die op het einde meer en meer gebald samenkomen, heel knap gedaan. Zo volgen we:

    * Carl en Sandy, de 'natural born killers' van dienst die er wel een heel speciale hobby op nahouden en in een aftandse truck rondzwerven met maar 1 doel.

    *Willard Russell, een getormenteerde oorlogsveteraan die ten prooi valt aan extreme godsdienstwaanzin.

    *Roy en Theodore, een spinnen etende predikant en een jaloerse kreupele metgezel, proberen op hun eigen manier het hoofd boven water te houden.

    *Lee Bodecker, de hulpsheriff in Meade, die er de arm der wet speelt en een hidden-agenda heeft om U tegen te zeggen

    *en dan, Arvin Russell, een jongen met een zeer groot rechtvaardigheidsgevoel die opgroeit bij zijn gelovige grootmoeder Emma en eigenlijk de lijm vorm tussen de verschillende personages.

    Dit is een donker, pikzwart boek waar moord, verkrachting, godsdienstfanatisme en brutaliteit de dienst uitmaken. Aantrekkelijk en afstotend tegelijkertijd, beangstigend maar ook soms bijna grappig op één of andere manier. Is dit horror? absoluut niet! Dit is wondermooi proza waar vooral de kracht van het suggestieve dit boek naar een zeer hoog niveau tilt. Al de ellende en beschreven brutaliteiten zijn nooit gratuit, nooit, en vaak zo suggestief gebracht dat je als lezer zelf het beeld vormt. Heel sterk vond ik dat.

    Scotland on Sunday schreef over dit boek het volgende: Als de Coen Brothers op zoek gaan naar hun volgende oscar dan zouden ze meteen de rechten van dit boek moeten kopen

    Dit zegt heel veel over de aard van het boek. Liefhebbers van de Coen Brothers weten dadelijk waarover het gaat.

    Les van het verhaal:

    It's hard to live a good life, it's seems that the devil never gives up

    Zo is dat. Aanrader!!!

    BeantwoordenVerwijderen