Voor deze rubriek lees ik de eerste 50 bladzijden van een nieuw boek, breng verslag uit van mijn leeservaring en beantwoord ten slotte de vraag: lees ik door in dit boek... of toch maar niet?
Vandaag: De harpij. Een kleine geschiedenis van het paradijs (Querido), door A.N. Ryst. Een fantasyroman die geen fantasy mag heten, van een auteur die niet bekend mocht zijn.
Wie? A.N. Ryst is een pseudoniem. Zijn omvangrijke roman (720 volle bladzijden!) werd door uitgeverij Querido in de markt gezet als ‘het Europese antwoord op Honderd jaar eenzaamheid’. De auteur zou ‘meer dan twintig jaar in stilte gewerkt’ hebben aan De harpij. En dan nu allemaal samen: sjóngejonge...
Vooroordeel van de dag? Ik heb dit boek lang aan de kant laten liggen, omdat ik dat gehannes met pseudoniemen en hoaxes nu echt wel zàt ben. Hou op met die poppenkast en publiceer.
Buzz? Blijkbaar voelden de Nederlandse collega's al evenmin de behoefte om mee te draaien in Querido’s public relations-carrousel: geen hond keek om naar De harpij, totdat een recensent van NRC/Handelsblad Ryst ontmaskerde: het was jeugdauteur Daan Remmerts de Vries, naar verluidt nogal belangrijk in het kinderboekenwereldje, die vond dat zijn vorige roman voor volwassenen te weinig besproken was en die dit weet aan zijn ‘etiket jeugdboekenschrijver’.
Wat was de vraag? Maar waar gààt dat boek nu eigenlijk over?
De eerste vijftig bladzijden... Het verhaal van De harpij wordt “genarrateerd” door een bovennatuurlijk wezen. Maradique verblijft in een psychiatrische kliniek in de buurt van Sacramento. Hij hoeft niet te ademen, niet te eten, niet te slapen. Maradique is een duivel. En hij doet zijn verhaal aan een arts. Wat de lezer onder handen krijgt, is niet meer of minder dan een illegaal manuscript, want de Amerikaanse geheime diensten hebben hun best gedaan om het geval-Maradique in de doofpot te stoppen. (Andermaal, allen tesamen: sjóngejonge...)
Maradiques verhaal speelt zich af in Boon-Tee, ofte ‘het terrein waar veel van jullie verhalen vandaan zijn gekomen’, en gaat over ‘het ontstaan van de wereld waarin wij ons bevinden’. Dat ontstaan begint bij een dichter annex gigolo, die werkelijk alle vrouwen van het dorp “bedient”. Tijdens een dwaaltocht door het bos botst hij op een gevallen engel.
In feite is er meteen sprake van twee gevallen engelen. De twee, Guus en Binuel, raken slaags over een kleinigheid. Binuel valt letterlijk, op de aarde, en kan zijn geluk niet op: hem overvallen allerlei zintuiglijke sensaties, waarvan hij het bestaan nooit bevroed had.
Engelen voelen geen kou en ze kunnen de geur van een vers brood net zomin ruiken als die van een rottend lijk. Nooit hebben ze last van de wind of van de duisternis. En niets merken ze van de mildheid van de herfstzon of de opgeluchte walm van een uitgedroogd veld waar de lenteregen overheen gaat.
Guus, intussen, valt figuurlijk: de mishandeling van Binuel eist zijn tol en uit zijn schedel beginnen horens te groeien – een buil, denkt hij eerst. Guus vreest dat Binuel hem erbij zal lappen en zet alles op alles om zijn voormalige collega (ook) van het rechte pad af te brengen.
Terwijl Binuel optrekt met de dichter-gigolo, besluiten de vrouwen in het nabije dorp dat, als hun geliefkoosde minnaar echt verdwenen is, ze ook geen seks meer willen met hun respectieve echtgenoten. Een ontwikkeling die, zo herhaalt de irritant alwetende verteller een keer of twee, van grrrrroot belang zal zijn voor de rest van het verhaal.
Hoe gelezen? Mijn hoofd schuddend over de pr-strategie voor dit boek. Ik kan me voorstellen dat het eerbiedwaardige Querido, het nuffige oude vrouwtje onder de uitgeverijen, er niets voor voelde om fantasy op te nemen in het fonds – en nochtans, De harpij is doodgewoon fantasy. Verre en fictieve landstreken, bovennatuurlijke wezens, enzovoort: hoeveel duidelijker wilt u het hebben?
Het gevolg is dat dit boek zijn doelgroep zal mislopen. Wie Gabriel García Márquez verwacht, zal zich gerold voelen. Wie fantasy wil, zal niet weten dat dit boek bestaat.
Doorlezen? Dit is geen boek voor mij. Vooral de drammerige toon staat me tegen. (Het lijkt verdraaid wel alsof ik mezelf bezig hoor!)
Morgen:
doorlezen of niet in Een medaille van vlees en bloed van Serge Simonart?

Geen opmerkingen:
Een reactie posten