Voor deze rubriek lees ik de eerste 50 bladzijden van een nieuw boek, breng verslag uit van mijn leeservaring en beantwoord ten slotte de vraag: lees ik door in dit boek... of toch maar niet?
Vandaag: Een medaille van vlees en bloed, de debuutroman van Serge Simonart (Houtekiet).
Wie? Humo-journalist en muziekcriticus. Publiceerde eerder o.a. het interviewboek Off the record. In gesprek met de grootste rocksterren van vandaag (Lannoo, 2007, niet meer leverbaar).
Vooroordeel van de dag? Geen. Het einde van het jaar nadert, en ik ben de laatste titels aan het “opruimen”: nooit geopende pdf’s tóch maar eens besnuffelen, ten slotte tóch nog een stukje schrijven over een niet-gerecenseerd boek. We schrapen met onze lepel over de bodem van de ketel.
Buzz? Simonarts debuut is door zowat de hele Vlaamse pers doodgezwegen, uiteraard met één uitzondering: Humo. De collega's van Humo haalden de zalvende taal uit de kast: ‘zijn roman dwingt tot bedachtzaam lezen, is maatschappelijk bij de tijd, en maalt niet om een plot’. Let’s call that ‘one way of looking at it’, shall we?
Verdere buzz? Iemand uit het boekenvak fluisterde me in het Facebook-oor: ‘De berg heeft een muis gebaard.’ En in De Standaard maakte columnist Tom Heremans zich vrolijk over Simonarts tv-optreden én over Simonarts beschrijving van ‘een hongerige, helende penis’ – een faux pas in de marge waarvan ik zelf ook al een streepje gezet had.
Wat was de vraag? Zal het afschaffen van het brugpensioen het beoogde publiek voor Simonarts roman verkleinen?
De eerste vijftig bladzijden... ...Vormen onze kennismaking met een auteur die niet op een alinea meer of minder kijkt.
De ‘helende penis’ figureert in de paginalange seksscène waarmee het boek opent. Nick, de verteller, is er per ongeluk getuige van hoe zijn vrienden Anne en Ben seks hebben waar de ruiten van beslaan. ‘Hun lust was ingetogen, als intense muziek die haar kracht niet ontleent aan het volume waarop ze wordt gespeeld. Dit was lust van een hogere orde; een canon van dwingende bewegingen in perspectief en contrapunt, waar anderen tweedimensionaal beukten in zwart-wit, in mono.’
Tweede hoofdstuk, een onthulling: Ben is dood. Nick staat voor de onaangename taak om enkele woorden over zijn vriend op papier te zetten. Dat is moeilijk. Er zijn stilistisch overwegingen, zoals deze: ‘Mooischrijverij was misplaatst. Een praalgraf van papier suggereerde ijdelheid van de schrijver, eerder dan deernis met de dode.’ Simonart heeft twintig dichtbedrukte bladzijden nodig, om Nick ten slotte te laten afklokken op vijfhonderd woorden.
Behalve het verdriet zit ook het onbegrip in de weg. Ben was een enthousiasmerende figuur, een voorbeeld, met een geweldige relatie. Niettemin heeft hij zelfmoord gepleegd. Was Ben dan depressief?
Een depressie was de verlamming van verlangen en het onvermogen te relativeren. Maar Ben kon wél goed relativeren? Of was dat zijn probleem: had hij zichzelf kapot gerelativeerd, z’n eigenwaarde zo in twijfel getrokken tot die ondermijnd en uiteindelijk verdampt was?
Gepieker. En meer gepieker, over dat ‘rolmodel dat het leven niet aan kon’. Vaak knap verwoord gepieker. Maar toch.
Hoe gelezen? Er staan veel mooie zinnen en passages in de eerste vijftig bladzijden van dit lijvige boek, maar de auteur had veel meer zelfkritiek mogen opbrengen: minstens de helft van elke bladzijde laat zich schrappen. Hij raast maar door, wentelt zich in herformuleringen van herformuleringen zoals een varken in de modder, en hoe langer het duurt, hoe dunner de eigenlijke inhoud van die woordenstroom wordt. Een schrijver hoéft voor mij z’n darlings niet te killen – ik ben niet zoals de Nederlanders, met hun geijkte lof voor proza ‘waarin geen woord te veel staat’ – maar hij had toch minstens de mindere baksels kunnen weggooien.
Een representatief voorbeeld is deze alinea, waarin ik (gedienstig als steeds) zelf maar eens het rode potlood gehanteerd heb:
In de maanden volgend op huneersteontmoeting werden Anne en Ben elkaars stemvork. [Eerder woordpraal dan beeldspraak, als je het mij vraagt.] Hun onvoorwaardelijke liefdeen de bijbehorende naadloze vertrouwensbandleken instant volgroeid,gelooid in een of ander elexir,een concentraat van de intimiteit van decennia. [Dat elixir is echt te kitscherig.] Anne had zich over de overheen promiscue Ben gedrapeerd als een laatste laag,die alle andere keuzes uitsloot.’ [Erg mooi beeld vermindert in waarde door nutteloos doorbanjerende zin.]
Doorlezen? In Humo zei Simonart: ‘mijn ideale lezer is iemand van middelbare leeftijd of ouder, met nodige maturiteit en vrije tijd – een jong gepensioneerde, bijvoorbeeld, op zoek naar een verfijnd en beschaafd boek.’ Nou, is dat niet mooi? Ik ben niet meer echt jong en evenmin gepensioneerd, dus ik lees deze woordzondvloed niet uit, simpelweg omdat ik niet tot Simonarts doelgroep behoor. Klaar! Au suivant!
Morgen:
doorlezen of niet in The complete lexicon of crisis related suicides, 2008-2013 van Richard Sluijs?

Geen opmerkingen:
Een reactie posten