maandag 26 januari 2015

Column // Solomonica


Nu en dan verblijdt een uitgever ons met Groot Nieuws: een nazaat van een beroemd schrijver blijkt óók literair talent te hebben. 
Die boeken zouden geleverd moeten worden met een brokje liksteen tegen het omslag getapet – u weet wel, die zoutstenen waar koeien aan likken. Dan hoef je zelf niet meer te investeren in een korrel zout. Wie herinnert zich nog De boot en het meisje, het debuut van Jonathan Van het Reve? Ik niet, en ik heb dat boek nochtans gerecenseerd. Wie herinnert zich nog Lucas Somath, het debuut van Thomas Claus? Ik wel, helaas. Nu is er een dichtbundel te koop van Frieda Mulisch, met verzen over haar vader. En de dochter van Leon De Winter en Jessica Durlacher is ook al gedebuteerd, het kan niet op. Zij schreef een boek in het Engels, de Duitsers publiceerden het eerst, nu volgen de Nederlanders. Die Geschichte von Blue heet in het Nederlands Achter de regenboog
Wie zal zich dit boek herinneren? Ik vast niet, ook al ben ik, bij het lezen van de eerste zeventig bladzijden, meermaals in de lach geschoten. Het is, voor alle duidelijkheid, geen komedie. Wel sentimenteel en onnozel. Zo slecht, dat het misschien ooit een cultboek wordt. 
Ach, die arme Blue. Ze praat niet meer. Sinds de dood van haar vader al niet meer. Die had schulden bij een maffiafiguur, pleegde een bankoverval om uit de zorgen te raken en werd doodgeschoten. Hij liet zijn Blue’tje een exemplaar na van The wonderful wizard of Oz, een boek dat voor Blue is uitgegroeid tot een obsessie. Vandaar ook de (Nederlandse) titel. 
Ongeloofwaardig? U zegt het. De clou van het verhaal, die je van op lichtjaren ziet aankomen, is dan ook dat vaderlief gewoon aan kanker gestorven is; zijn psychisch gestoorde dochter heeft al de rest verzonnen. Sentimenteel blijft het, hoe dan ook. 
In Duitsland werd gespeculeerd dat de 16-jarige Solomonica wel hulp gekregen zal hebben van haar pennenvoerende ouders. Dus geen Solo-, maar Triomonica? Niettemin, Durlacher en De Winter schrijven niet zó slecht. 
In de Frankfurter Allgemeine Zeitung verscheen zowaar een lovende recensie van dit schmierboek. Een recensie geschreven door een zestienjarige. Philip Huff vindt dit vast een droomscenario: besproken worden door een leeftijdgenoot, ja, dàt is Je Van Het. Of zoals ik het noem: de dood in de pot. Georganiseerde onkunde. Laat de ene onervarene beoordelen door de andere beginneling en hey presto, recenseren is opeens groepstherapie. 

Wat vinden we zo interessant aan de pennenvruchten van BN’ers (Bekende Nazaten)? Hopen we op meer van hetzelfde? Was er dan onvoldoende Reve? Ik dàcht het niet. Geloven we dat de naam Reve/Claus/De Winter automatisch voor kwaliteit staat, maakt niet uit wie het product precies levert? Nee, want we hebben het over literatoren, niet over zo’n Amerikaanse thrillerschrijver die een legertje ghostwriters in dienst heeft. 
Het is marketing, ik weet het wel. Debuten zijn er bij bosjes, een bekende merknaam is mooi meegenomen. Thomas Claus en Solomonica De Winter zijn ook niet gek. Waarom op eigen kracht, dus onder pseudoniem, een publiek opbouwen, als je je wagonnetje aan andermans trein kunt haken? Er schiet me een grap te binnen, uit een oude Humo. De zanger Jakob Dylan had zich erover beklaagd dat de naam van je vader meetorsen, echt niet makkelijk is voor een beginnend kunstenaar. De Humo-journalist merkte droogjes op dat Jakob in feite een pseudoniem “torst”. Dylan heet immers niet Dylan, maar Zimmerman. 

Vooralsnog heeft er zich nog geen nazaat van W.F. Hermans gemeld, dus we zullen het moeten doen met de duizenden bladzijden proza die de man zelf heeft achtergelaten. Op twee van die bladzijden beschrijft hij de renovatie van een leistenen dak, renovatie die hij kan volgen door het raam van zijn Parijse werkkamer. Het nieuwe dak is prachtig, schrijft hij. ‘Keurige nieuwe leien – een mooier dakbedekking bestaat niet – vervangen de oude en al dat nieuwe zink van de dakkapellen en de goten blinkt in de zon, tijdens schaarse momenten dat de zon schijnt.’ De staart van de tekst zit echter berstensvol venijn. Het oude en het nieuwe dak ontpoppen zich opeens tot een beeldspraak voor het generatieconflict. En de nieuwe generatie incasseert. ‘Maar de hemel is nu al dagen grauw’, vervolgt Hermans namelijk, 
en lijkt nog grauwer tegen het frisse grijs van de verse leien. Het jonge metaal steekt af tegen de groezelige lucht met de schelheid van een surrealistisch schilderij of van een oude nachtmerrie, telkens opnieuw gedroomd.

Je kan er meewarig of met een flauwe glimlach je hoofd om schudden. Die ouwe Hermans, zo cynisch, zo ongenuanceerd kritisch voor de jeugd. Maar het is wel knap gevonden. Je zult als nazaat dààrmee de concurrentie aangaan. Nee, het grootste plezier dat je een literaire nazaat kunt doen, is een waterdicht pseudoniem. En een recensie door een vijftiger. 

Solomonica De Winter, Achter de regenboog. Prometheus, 224 blz., € 17,95 
De citaten van W.F. Hermans komen uit de column ‘Onder een nieuw dak’, terug te vinden in Volledige Werken deel 14, blz. 497-498. 
En nee, ik lees de Frankfurter Allgemeine Zeitung niet. De Volkskrant deed dat voor mij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten