Aan de basis van sommige boeken ligt een idee, zo eenvoudig en logisch, dat je je afvraagt: waarom zijn we daar niet al jaren eerder op gekomen? Een bundeling maken van de uitstekende en vandaag moeilijk te vinden interviews die Stripgids tussen de jaren 1974 en 2001 afnam van het kruim van de Vlaamse striptekenaars – dat had toch al veel eerder moeten gebeuren?
Never mind, het boek is er nu en het is magnifiek.
In zijn eerste decennia was Stripgids niet het betoelaagde en gratis verspreide stripblad van vandaag, maar de hobby/missie van één man, archivaris Jan Smet. Journalist was hij dus niet, maar wel een erg goede interviewer. En hij heeft zowat alle grote namen bereid gevonden om te praten.
Het conflict tussen Willy Vandersteen en Karel Verschueren, één van zijn eerste medewerkers, is aanleiding om scherp te stellen op Studio Vandersteen, de eerste Vlaamse stripassemblagelijn. Vandersteen laat in het interview uit 1976 goed merken dat hij nooit de commerciële kant van de zaak uit het ook verliest – zo geeft hij grif toe dat de Bessy- en Jerom-albums die voor de Duitse markt bestemd waren, vaak te wensen overlieten en zelfs niet altijd goed genoeg waren om ook in Vlaanderen gepubliceerd te worden – maar hij spreekt ook liefdevol over Studio Vandersteen als de enige stripopleiding die Vlaanderen had, waar beginnende tekenaars, als het ware aan de band konden leren hoe het moest, konden roderen.
Erg geslaagd is het interview met Marc Sleen. Niet omdat Nero een favoriet van me is (want dat is de reeks niet), maar omdat Sleen zich in interviews vaak herhaalt. Smet wist het ‘antwoordpatroon’ te doorbreken en Sleen tot ontboezemingen te bewegen. Zo vergelijkt Sleen het leven met zwemmen in een kanaal, met links de oever van de bitterheid en rechts de oever van de zelfvoldaanheid.
Die twee zaken (...) moeten we vermijden en voor de rest moeten we maar zwemmen en zwemmen, 40, 50, 60 jaar lang, om dan te sterven en beroemd te worden.
De oever van de bitterheid is heel dichtbij, zegt Sleen, de tegenslagen in zijn leven in herinnering brengend, om de interviewer daarna iets te suggereren: ‘U hoeft er niet op in te gaan, maar zo vanzelfsprekend is het niet dat iemand nog in staat is zijn hele leven lang de humorist uit te hangen, een goeie of een slechte, dat doet er niet toe’.
Pom, van Piet Pienter en Bert Bibber, had al lang voor de oever van de bitterheid gekozen, toen hij in 1981 werd geïnterviewd. Toch liet de lastigste aller Vlaamse grootheden zo veel van zijn karakter zien, dat hij Stripgids nadien voor de rechter sleepte, omdat hij het interview zogezegd niet had toegestaan. Beetje lastig om dat te bewijzen als je meerdere tapes hebt volgepraat. Mensen vonden altijd ‘dat ik alleen maar wit en zwart kende, geen grijs’, erkent de tekenaar. Voor welk publiek werkt hij? ‘Onnozelaars die ’t kopen.’ Maar Pom ontdooit als het over zijn personage Susan gaat. ‘Ik probeer er echt een levendig maske van te maken. Overdreven... ook met haar lompe kanten. Maar over het algemeen een goei, hé!’ Op zijn manier gaf Pom een even “open” interview als Sleen.
Veel grote namen in dit boek (Merho, Biddeloo, Hec Leemans...), maar ook ruimte voor het Vlaamse undergroundblad Ercola en voor de ondergewaardeerden, zoals Jean-Pol (Annie en Peter, Kramikske), Bluth (Thomas Pips), Berck (Sammy) en Ferry (Ian Kaledine). En al worden de grote reeksen druk besproken, geregeld lees je ook opmerkelijke dingen over vroegtijdig afgekapte en vergeten projecten, zoals de Rode Ridder-spinoff Red Knight en Judi, een Vandersteenreeks die inspiratie putte uit het Oude Testament. Vandersteen daarover:
Wij hadden een imprimatur (...) gekregen van Monseigneur Suenens, maar dat belette niet dat “Judi” lokaal door de geestelijken werd geboycot.
Veel “harde” informatie, intieme bekentenissen en smeuïge anekdotiek: Vlaamse reuzen laat niets te wensen over.
Jan Smet en Toon Horsten, Vlaamse reuzen. De complete Stripgids-interviews 1974-2001.
Voorwoord van Walter van den Broeck.
Uitgeverij Vrijdag, 421 blz., € 29,95.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten