vrijdag 2 oktober 2015

Interview // Stefan Brijs over "Maan en zon"

Stefan Brijs schreef (deels in België, deels in Andalusië) een roman over Curaçao. In het boek, een sterk psychologisch drama dat je dwingt het in één ruk uit te lezen, reconstrueert hij een verloren paradijs, in Spanje vond hij er een. 

Met het stuwmeer in zicht, rechts afslaan, en let op: de verharde weg nemen, niet die andere. Aan het kapelletje rechts houden en dan honderd meter verder kom je aan de poort. Voor de zekerheid stuurt Stefan Brijs ook de geografische coördinaten mee, want zijn stulpje in de buurt van het Zuid-Spaanse Malaga is met een doorsnee gps niet te vinden. 
Het geknerp van het grind onder de banden van mijn huurwagen is het enige geluid in de omtrek — heuvels, uitzicht op bergen, hier en daar een verdwaald huis — totdat Brijs de honden het huis uit laat en die zich over-enthousiast op de bezoeker storten. ‘Ze zijn afgericht om recensenten te herkennen’, verzekert Brijs me.
Vlamingen die in het buitenland wonen willen mij, om de een of andere reden, altijd in het water krijgen. Dimitri Verhulst stelde een kanotochtje voor op het meer naast zijn Zweedse woonst, Brijs wijst uitnodigend naar zijn zwembad. 
Verhulst woont intussen weer in België, maar Brijs piekert er niet over. In de verspreide huizen die samen een gehucht bij het dorpje Los Romanes vormen, heeft hij een nieuwe thuis gevonden. Een huis met zwembad, een schrijfhut (lees: gerieflijk tuinhuis) met magnifiek uitzicht en een olijfgaard. Wat wil een mens nog meer? 
Een verklaring, bijvoorbeeld. Vanwaar verhuizen van Koningshooikt naar Los Romanes? 
‘Melanie (Elst, voormalig persverantwoordelijke bij uitgeverij Atlas en Brijs’ vrouw, mc) is opgegroeid op Curaçao, tot haar tiende, en heeft altijd het verlangen gehad terug te keren naar het warme klimaat. Maar Curaçao was geen optie. Het is te ver, naar mijn smaak. Het is een heel klein eiland waar iedereen iedereen kent, je komt in een dorpssfeer terecht. En ten slotte, wat ik beschrijf in mijn nieuwe boek: het paradijs daar is voorbij.’ 
‘We wilden weg uit het — letterlijk — benepen België. Het wordt er veel te druk, zelfs rond mijn paradijsje in de buurt van Lier. Eenmaal je het hek uit ging: drukte en lawaai. Noem mij ook maar een ecologische vluchteling: ik wou terug naar de natuur zoals die vroeger was. Hier is de monocultuur ook wel in opmars, maar nog niet overheersend. Je hebt hier een einder, een uitzicht. Je kunt staren. En mijn beroep bestaat voor tachtig procent uit staren. (lacht)’ 
Casa Bella Vista kreeg een nieuwe naam, Casa Luna y sol, ook de titel van de nieuwe roman. Die roman-in-wording maakte de verhuis een stuk makkelijker, ondervond Brijs. ‘Melanie had haar baan in België van de ene dag op de andere opgezegd en moest erg wennen. Ook aan een ander ritme: niet meer elke dag urenlang in de file staan. Voor mij ging het werk gewoon door. Maan en zon was in België begonnen, ik ging hier in mijn schrijfhut zitten en werkte verder.’ 
De genese van Maan en zon ligt echter nog verder terug in de tijd. Al in 2001 scheurde Brijs een artikel uit de krant, over een dramatisch voorval in Nederland met een Curaçaöenaar. Dat krantenartikel vindt de lezer terug op de laatste bladzijde van Maan en zon; Brijs reconstrueert de gebeurtenissen die tot dat artikel geleid hebben. 
 ‘Ik was voor het eerst op Curaçao met oudjaar 1999. Het was mijn eerste keer in de tropen, ik werd meteen doodziek (lacht) en ik snapte het niet. Als ik Melanies ouders hoorde spreken over Curaçao, waar ze twaalf jaar gewoond hebben, tot kort na de opstand van 1969… — die plek was alles voor hen. Dat was de plek van het geluk. Ik zag het niet, toen in 1999. Ik snapte hun nostalgie niet, vond de sfeer afstotelijk en aantrekkelijk tegelijk. Pas bij een tweede boek, vijf jaar later, voelde ik me echt aangetrokken.’ 
In 2012 vond hij het uitgescheurde krantenartikel terug en realiseerde zich dat hij intussen voldoende band met het eiland voelde om dit boek te schrijven. ‘Ik ben meteen weer naar Curaçao gegaan, met een lijstje van mensen die ik zou willen ontmoeten. Een taxichauffeur. De enige zwarte broeder die daar nog leefde.’ 
‘Ik wou het verhaal van één persoon vertellen, van Max, maar na drie regels had ik al drie generaties en een verteller. En dat klopte, want alleen zo kun je vertellen over een periode van veertig jaar, over de grote veranderingen in een samenleving en hoe die tot fatale beslissingen leiden.’ 

De drie generaties, dat zijn Roy Tromp, een taxichauffeur met een grote mond en een flamboyante Dodge Matador; Max, zijn zoon, een slimme jongen die onderwijzer wil worden; en ten slotte Sonny, Max’ zoon, die in de onzalige voetsporen van zijn grootvader zal treden. Het verhaal wordt, van 1961 tot 2001, verteld door Daniel, een zwarte broeder die sympathie opvat voor Roy en Max. Door de jaren heen probeert hij de familie uit de armoede te helpen, maar vaak kan hij niet meer doen dan de scherven bijeen vegen en proberen te begrijpen wat er fout ging. Het boek stopt in 2001, als de georganiseerde misdaad greep krijgt op het eiland. 
De grote maatschappelijke veranderingen, die komen er vooral na 30 mei 1969, het moment waarop het eiland opeens explodeerde, bij een uit de hand gelopen staking bij olieraffinaderij Shell. Brijs: ’Ik heb daar veel over gelezen en uiteindelijk waren vooral de zwarte getuigen het negatiefst over dat moment. Het leidde tot meer rechten voor zwarten, zeker, maar is het op langere termijn goed geweest voor het eiland? De balans die zij opmaken is: we hebben de kans gekregen en we hebben het verknald. Maar met dat inzicht wordt niets gedaan.’ 

Maan en zon is anders dan Brijs’ vorige boeken. De klemtoon ligt op dialoog, met beschrijving teruggebracht tot een absoluut minimum. Brijs-de-verteller neemt meer afstand en de lezer heeft soms het gevoel door een camera naar de feiten te kijken. De auteur gaat ook met grotere schreden door de tijd. Je merkt dat er een ervaren schrijver aan het werk is, die beseft dat hij intussen ook effect kan scoren met minder middelen. 
‘Ik heb in dit boek veel geschrapt, ja. Naar het einde toe zelfs steeds meer. Deels volgt dat uit het perspectief van broeder Daniel: die man wordt ouder, vermoeider, heeft het gevoel dat de dingen om hem heen aan elke controle ontsnappen. Ook voor de lezer moet dan de snelheid fors opgevoerd worden.’ ‘Het is mijn meest realistische roman. Wellicht doordat het mijn eerste boek is over plaatsen en mensen die ik zelf heb gekend. Dat heb je natuurlijk niet als je een roman situeert tijdens de Eerste Wereldoorlog, in Engeland. Voor een boek als De engelenmaker moest ik ontzettend veel verzinnen. Dat hoefde dit keer niet. Sterker nog, de weinige scènes waarin ik wèl aan het verzinnen ben geslagen, werden door mijn redacteur, oud-uitgever Emile Brugman, afgekeurd. Ik had bijvoorbeeld een heel stuk geschreven over de fatale nacht waarin Roy zijn zoon meetroont naar het casino. Dat is in de roman teruggebracht tot drie regels.’ 
‘Het grootste deel van mijn werk is altijd al geweest: schrappen. Ik schrijf heel veel, laat de personages paden bewandelen tot ik me realiseer dat die nergens heen leiden, en keer op m’n stappen terug. Ik blijf schrappen tot in de tweede drukproef. Op de uitgeverij worden ze wanhopig van me. (lacht). Je kunt je daar niet mee meten, maar: als ik zie wat Modiano kan, met zo weinig woorden… Bedenk ook waar ik vandaan kom! De verwording, mijn debuut, dat was een boek met zinnen van anderhalve bladzijde.’ 

Oppervlakkig bezien is elk boek van Stefan Brijs anders. De meeslepende gothic-fantasie van De engelenmaker. Het subtiele, gedegen realisme van Post voor mevrouw Bromley, dat zich afspeelde tijdens WO I. En nu het documentair realisme van Maan en zon. Toch schemeren Brijs’ interesses altijd door het verhaal heen. Falende vaders: ze staan centraal in elk van de drie genoemde boeken. In Maan en zon trekt Roy, met zijn machismo en impulsieve gedrag, een streep door alle dromen van zijn zoon Max. Die laatste, veroordeeld rond te rijden in de intussen aftandse Dodge Matador, probeert de toekomst van zijn eigen zoon (veelzeggend Sonny genaamd) veilig te stellen, maar die wordt al net zo’n macho als zijn grootvader — wat zodanig uit de hand loopt dat Max een extreme daad moet stellen. Machismo is de voornaamste motor van het verhaal in Maan en zon. Brijs’ lezers zullen terugdenken aan Martin Bromley, die zich uit de naad werkt om te mogen gaan vechten tegen de Duitsers, om te bewijzen dat hij een man is. En wiens machismo hem uiteindelijk zelfs het leven kost. Stoere personages hebben bij Brijs doorgaans een verwoestende kracht. 
Op de achtergrond van beide boeken: vaders met losse handjes en hun zonen die vrezen dat ze dezelfde karakterfouten zullen hebben. En hoe minder gezegd over het vaderschap van Victor Hoppe uit De engelenmaker, hoe beter. 
‘Dat is de opvoeder in mij. Ik heb tien jaar in het onderwijs gewerkt met leerlingen die thuis veel problemen had. Dat raakte mij iedere keer. Het valt me ook vaak op als ik met goede vrienden praat: hoeveel slechte ouder-kindrelaties er zijn. Hoeveel dingen er mislopen in de jeugd door de ouders. Ik mag mezelf wel gezegend noemen met de mijne. (lacht) Ouders en kinderen, dat is de moeilijkste relatie die er is. Mijn Franse vertaler zei: dit is een roman over het onvermogen om de mens en de wereld te veranderen. Daar komt het op neer.’ 
‘Mijn protagonisten zijn vaak zwakke kerels, mannen met te weinig karakter, te weinig ballen. Max vecht te weinig. Broeder Daniel vecht tegen de bierkaai. Als enige zwarte broeder loopt hij ook binnen zijn gemeenschap op eieren.’ Daar tegenover staat Roy, de kleurrijkste figuur van het boek: een man die pronkt met meer vrouwen en meer kinderen dan hij er ooit heeft gehad. ‘Roy is een personage you hate to love. Je ziet de goedheid én het talent om alles te verknoeien. Let wel, hij is ook de type-Antilliaan. Zoals Roy lopen er daar honderden, duizenden rond. De hele maatschappij van Curaçao draait rond man-vrouw-verhoudingen. De macho-cultuur is nu afgenomen, teruggebracht tot pronken met mobiele telefoons en andere consumptiegoederen — maar ze is honderden jaren belangrijk geweest.’ 
Het leidt tot enkele schokkende momenten, zoals wanneer Myrna, de officieuze vrouw van Roy, een miskraam en het verdriet daarover voor hem verbergt, omdat de status van een vrouw volledig afhangt van haar vermogen om kinderen te krijgen. ‘Voor die vrouwen geldt hetzelfde als voor de maatschappij in haar geheel. Ze weten dat de mannen hen niet trouw zullen blijven — dat wordt haast verwàcht van mannen — en toch raken ze iedere keer weer zwanger, om onvermijdelijk weer te worden achtergelaten. Zelfinzicht zonder vooruitgang. Het is haast instinct.’ 

Begeeft Brijs zich hier niet op gevoelig terrein? Als Vlaming over een Nederlandse ex-kolonie schrijven? Als blanke zich de vertelstem van een zwarte toe-eigenen, voor een verhaal over falende zwarten? ‘Het is gevoelig, ja. Daar ben ik me wel bewust van, sinds het Zwarte-Pietendebat. Ik hoop dan maar dat de mensen tussen de regels de liefde voor het eiland en voor de personages vinden. Mijn doel was eerlijkheid: het leven zoals het is op Curaçao. Ik ben ook heel nieuwsgierig naar hoe het boek daar onthaald zal worden. Het is hoe dan ook een boek dat uitnodigt tot een gesprek. Ik denk dat het heel geschikt is voor leesclubs.’ 
Pratend over de menselijkheid van Brijs’ personages (soms heldhaftig, maar nooit ver verwijderd van egoïsme), drinken we Belgisch bier en eten we toastjes met tapenade van olijven uit de Brijs-gaard. Vorig jaar werd er negenhonderd kilo olijven geoogst. De auteur heeft de olijfgaard verpacht aan een lokale boer, ook al wil hij graag zijn eigen olijfolie maken. ‘Je kunt niet naast de armoede hier kijken. Een werkloze krijgt nog een zeshonderd euro, gedurende maximaal twee jaar. Daar moeten we toch rekening mee houden. Ik wil niet de herenboer spelen, maar voor die boer zijn mijn olijven een bron van inkomsten. Ik ben er nog niet uit.’ 
Brijs’ volgende boek zal zich waarschijnlijk dicht bij zijn nieuwe thuis afspelen: ‘Ik trek heel 2016 uit om door Andalusië te reizen. Niet de grote steden, maar de dorpen. In het spoor van Lorca, misschien. Of richting Frigiliana, waar de bevolking ontzettend geleden heeft onder Franco. Daar wordt totaal niet over gesproken. En wist je dat Léon Degrelle door Franco is opgevangen en vijftig jaar hier in Andalusië woonde? Hij is gestorven in Malaga. Ik heb nog geen idee welke roman ik vervolgens ga schrijven, maar dat ik in 2016 op een idee zal komen: geen twijfel aan.’ 

Stefan Brijs, Maan en zon
Atlas Contact, 270 blz., € 24,99/19,99 (gebonden/paperback) 
Dit interview werd afgenomen in augustus en verscheen eind september in De Standaard.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten