Na Twee punt nul en Brieven uit Alvites is De lange oren van Midas de derde postume publicatie van Gerrit Komrij. Schrapen we zo langzaamaan niet over de bodem van het vat?
Van juni 1965 tot juni 1966 woonde Gerrit Komrij op Kreta. Waarom? No reason, of toch geen goede reden. Eerder was naar Amsterdam verhuisd met vage ideeën over dat Sodom en Gomorrah, maar het viel hem vies tegen. ‘De jongen die meent dat het wereldje van nachtmatrozen en doelloze schuimers de waarachtige beker is wil snel de man worden die zich verbeeldt die beker ten einde toe te hebben leeggedronken,’ schreef hij bijna vijftig jaar later. ‘Het schon dagewese en de gespeelde walging treden al na een half jaar in. Dan poseert men nog enkele maanden als routinier, met het vage besef dat er meer werelden bestaan.’
Van juni 1965 tot juni 1966 woonde Gerrit Komrij op Kreta. Waarom? No reason, of toch geen goede reden. Eerder was naar Amsterdam verhuisd met vage ideeën over dat Sodom en Gomorrah, maar het viel hem vies tegen. ‘De jongen die meent dat het wereldje van nachtmatrozen en doelloze schuimers de waarachtige beker is wil snel de man worden die zich verbeeldt die beker ten einde toe te hebben leeggedronken,’ schreef hij bijna vijftig jaar later. ‘Het schon dagewese en de gespeelde walging treden al na een half jaar in. Dan poseert men nog enkele maanden als routinier, met het vage besef dat er meer werelden bestaan.’
Eén van die werelden was Kreta. Hij zou er de rest van zijn leven blijven. Of dat dacht hij toch.
Griekse jongens en een Nederlands meisje
Het Griekse jaar werd geen succes. Er was geen geld, het bleek lastig te zijn om zelfs maar iets te huren en trouwens, vlak voor zijn vertrek naar Kreta was Komrij verliefd geworden op Charles Hofman, de man die later zijn echtgenoot zou worden. Slagroom op de ellendetaart: hij was in het gezelschap van Ellen, een vriendin met wie hij ook het bed deelde. Het was een troebele verhouding waarin geen van beide precies leek te weten wat ze wilden. Het hele Griekse plan was een dwaalspoor.
Niettemin schreef Komrij in dat jaar zijn eerste, niet eerder gepubliceerde roman. De lange oren van Midas was een autobiografische homoroman, geschreven in schier experimenteel “Ander Proza” – toevallig (?) twee genres die Komrij jaren later onder spot en hoon zou bedelven.
Behalve die poging-tot-debuutroman bevat dit nieuwe boek ook de dagboeken en schriftjes die Komrij in deze periode vulde. Die waren nooit bedoeld voor publicatie, dus is er ook een gedegen inleiding, om deze periode in het leven van de schrijver te situeren, plus getuigenissen van zijn vrienden uit die tijd, brieven en foto’s. Het boek is een soort juwelenkistje, waarin De lange oren van Midas ligt te pronken. Of een lijkkist waarin het prachtig ligt opgebaard. Het is maar hoe je het bekijkt.
Er wordt in de dagboeken en in de debuutroman veel gedanst. ‘We hebben gedanst omdat we wilden dansen. We zagen onze onhandigheden niet, onze stunteligheden werden door ons entoesiasme onder de voet gelopen.’ Daarnaast regent het ook citaten uit liedjes en films. Komrij, de auteur en het personage, lijkt de literatuur opzettelijk te ontlopen. Uitgaan is vluchten. De tijd wordt opzettelijk verloren. De stijl weerspiegelt perfect die stuurloosheid: er is nog geen spoor van Komrij’s zelfverzekerde proza. Vlotte maar onopmerkelijke passages staan naast opsommerige alinea’s, waarin zinnetje die weinig met elkaar te maken hebben, aan elkaar worden geplakt met een gemakzuchtige ‘&’. Vorm en inhoud overlappen. ‘Jesus, wat was ik ondersteboven. Ik was redelijk in de war, slow down.’ Van sommige zinnen weet je niet of ze poëtisch of ironisch bedoeld zijn: ‘Mijn gedachten zijn zonder ophouden bij de egyptische duisternissen van het genot.’
Het ruimteschip Komrij
Een roman kun je Midas echt niet noemen. Eerder lijkt het erop dat Komrij zijn dagboekaantekeninigen heeft aangekleed: de dagboeken zijn een soort steno, de roman echt proza. De enige evolutie is er één van sfeer: plots vermindert de spanning en de geëtaleerde hopeloosheid. De schrijver geeft aan zich comfortabeler te voelen als homoseksueel. Die evolutie zeg zich door in de laatste dagboekaantekeningen: de relatie met Charles, die begint zodra hij terugkeert naar Nederland, is het huis geworden dat hij in Griekenland vruchteloos zocht. ‘De Romantiek met Charlie. Voorbij de tijden dat ik dwangmatig het woord jongen moest opschrijven. Is het einde van die verliteratuurdheid het begin van literatuur?’
Onvermijdelijk is Midas een boek van vóór de schrijver zijn toon vond. Dat is zoiets als: opnamen van een gitarist voordat hij leerde gitaar spelen. We horen een andere Komrij: nadrukkelijk ongelukkig i.p.v. eloquent kwaad, dweperig i.p.v. kritisch, ietwat zeurderig i.p.v. komisch. Een hele jonge Komrij, met andere woorden. Herkenbaarder, kleinmenselijker, maar ook gewoner.
Aan het einde van het boek krijgen we nog een fragment uit de roman Hercules (2004), waarin Komrij een deel van Midas recycleerde. En daar is dan eindelijk de gevierde schrijver aan het woord:
Griekse jongens en een Nederlands meisje
Het Griekse jaar werd geen succes. Er was geen geld, het bleek lastig te zijn om zelfs maar iets te huren en trouwens, vlak voor zijn vertrek naar Kreta was Komrij verliefd geworden op Charles Hofman, de man die later zijn echtgenoot zou worden. Slagroom op de ellendetaart: hij was in het gezelschap van Ellen, een vriendin met wie hij ook het bed deelde. Het was een troebele verhouding waarin geen van beide precies leek te weten wat ze wilden. Het hele Griekse plan was een dwaalspoor.
Niettemin schreef Komrij in dat jaar zijn eerste, niet eerder gepubliceerde roman. De lange oren van Midas was een autobiografische homoroman, geschreven in schier experimenteel “Ander Proza” – toevallig (?) twee genres die Komrij jaren later onder spot en hoon zou bedelven.
Behalve die poging-tot-debuutroman bevat dit nieuwe boek ook de dagboeken en schriftjes die Komrij in deze periode vulde. Die waren nooit bedoeld voor publicatie, dus is er ook een gedegen inleiding, om deze periode in het leven van de schrijver te situeren, plus getuigenissen van zijn vrienden uit die tijd, brieven en foto’s. Het boek is een soort juwelenkistje, waarin De lange oren van Midas ligt te pronken. Of een lijkkist waarin het prachtig ligt opgebaard. Het is maar hoe je het bekijkt.
Er wordt in de dagboeken en in de debuutroman veel gedanst. ‘We hebben gedanst omdat we wilden dansen. We zagen onze onhandigheden niet, onze stunteligheden werden door ons entoesiasme onder de voet gelopen.’ Daarnaast regent het ook citaten uit liedjes en films. Komrij, de auteur en het personage, lijkt de literatuur opzettelijk te ontlopen. Uitgaan is vluchten. De tijd wordt opzettelijk verloren. De stijl weerspiegelt perfect die stuurloosheid: er is nog geen spoor van Komrij’s zelfverzekerde proza. Vlotte maar onopmerkelijke passages staan naast opsommerige alinea’s, waarin zinnetje die weinig met elkaar te maken hebben, aan elkaar worden geplakt met een gemakzuchtige ‘&’. Vorm en inhoud overlappen. ‘Jesus, wat was ik ondersteboven. Ik was redelijk in de war, slow down.’ Van sommige zinnen weet je niet of ze poëtisch of ironisch bedoeld zijn: ‘Mijn gedachten zijn zonder ophouden bij de egyptische duisternissen van het genot.’
Het ruimteschip Komrij
Een roman kun je Midas echt niet noemen. Eerder lijkt het erop dat Komrij zijn dagboekaantekeninigen heeft aangekleed: de dagboeken zijn een soort steno, de roman echt proza. De enige evolutie is er één van sfeer: plots vermindert de spanning en de geëtaleerde hopeloosheid. De schrijver geeft aan zich comfortabeler te voelen als homoseksueel. Die evolutie zeg zich door in de laatste dagboekaantekeningen: de relatie met Charles, die begint zodra hij terugkeert naar Nederland, is het huis geworden dat hij in Griekenland vruchteloos zocht. ‘De Romantiek met Charlie. Voorbij de tijden dat ik dwangmatig het woord jongen moest opschrijven. Is het einde van die verliteratuurdheid het begin van literatuur?’
Onvermijdelijk is Midas een boek van vóór de schrijver zijn toon vond. Dat is zoiets als: opnamen van een gitarist voordat hij leerde gitaar spelen. We horen een andere Komrij: nadrukkelijk ongelukkig i.p.v. eloquent kwaad, dweperig i.p.v. kritisch, ietwat zeurderig i.p.v. komisch. Een hele jonge Komrij, met andere woorden. Herkenbaarder, kleinmenselijker, maar ook gewoner.
Aan het einde van het boek krijgen we nog een fragment uit de roman Hercules (2004), waarin Komrij een deel van Midas recycleerde. En daar is dan eindelijk de gevierde schrijver aan het woord:
Het nut van de ouderdom (…) is dat je in staat wordt gesteld een verzameling herinneringen aan te leggen, maar meestal blijven ook die herinneringen doelloos en zonder onderling verband rondzweven, als de sokken en drinkbekers en schrijfblokken in de cockpit van een ruimteschip waarin de zwaartekracht is opgeheven, en alleen in het gunstigste geval bieden ze hulp bij de reconstructie van een verloren gebaar uit een vergeten dag. De dag wordt er gloeiend door en het gebaar betekenisvol, al worden vervolgens ook de gloed en de betekenis in het magazijn van de doelloze herinneringen opgeborgen.
Dat geeft voornamelijk zin om Hercules te lezen... maar wie graag een tijdlang gewichtloos door het ruimteschip Komrij zweeft, kan nu ook terecht in De lange oren van Midas.
Gerrit Komrij, De lange oren van Midas. Komrij op Kreta – de coming-out van een schrijver. Ingeleid en bezorgd door Arie Pos. De Bezige Bij, 285 blz., 19,99 euro. Deze bespreking verscheen in de Standaard der Letteren.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten