vrijdag 15 maart 2013

De vrieskou van de huiskamer


In Wij en ik wordt een welgesteld Vlaams gezin tegen het licht gehouden. Saskia de Coster neemt geen krijgsgevangenen. 

Wij en ik, de zesde roman van Saskia de Coster, begint en eindigt met een zwangerschap. In 1980 is er de geboorte van Sarah Vandersanden (tot grote vreugde van haar vader Stefaan en lauw enthousiasme van moeder Mieke) en het eindigt in 2013, met Sarahs eerste zwangerschap. 
Stefaan Vandersanden heeft zich, zoals dat heet, bij de haren uit de klei getrokken. Er was een tijd waarin hij de mogelijke investeerders ‘bijna van zijn schoot (moest) scheppen’. Maar Stefaan heeft zich laten aanwerven door een groot farmaceutisch bedrijf en zit nu in een gouden kooi. Rapportjes, vergaderingen... Hij noemt het zijn “legbatterij”. Zijn strijdvaardigheid sijpelt weg en hij belandt in “een kamer naast het leven”. Stefaan zucht bovendien onder de last van Een Geheim. (Zijn broertje is jong gestorven. Iedereen die meer dan één boek gelezen heeft, weet dat daar een luchtje aan zit. Verbind de puntjes.) 
Mieke Vandersanden gelooft in perfectie. Stefaan dacht ze te kunnen “kneden naar het beeld en de gelijkenis van haar ideale echtgenoot”, maar als dat niet lukt, werpt ze zich op het huishouden. Haar hobby is het kammen van de franjes van haar tapijten, “als een nerveuze huiskat die aan een krabpaal krabt”: tegelijk oertriest en bewonderenswaardig zen. 
Mieke is een soort Bree Van de Kamp uit Desperate Housewives: één en al façade en krimpvrije kleinburgerlijkheid. Sarah omschrijft haar ergens als “een dictator (...) die zich vermomde als slavin”. Alles wat de sleur doorbreekt, al is het maar een rinkelende telefoon, leidt tot haar stopwoordje: “Oeioei.” 
De Vandersandes zijn onaffe mensen. De centrale vraag is: zullen ze kunnen uitstijgen boven hun voorgeschiedenis? Wij en ik toont het familieleven als een vicieuze cirkel, waarin kinderen het risico lopen hun ouders te kopiëren, zelfs als dat het laatste is wat ze willen. Mieke zegt ergens dat er “tijdbommen tikken in haar genen”, maar dat moet een vergissing zijn. Eerder gaat het hier om de self-fulfilling prophecy van familieverhalen: wie de familiale zwakheden kent uit oeverloos vaak vertelde anekdotes, gaat zich ermee vereenzelvigen. De familie is een stempel die op de mens gestampt wordt (en een flinke klap van de molen achterlaat). 
Wij en ik leunt een beetje aan tegen Een uitzonderlijke vrouw van Christophe Vekeman. De Coster en Vekeman zijn van dezelfde generatie, en de kindertijd die ze beschrijven (ook al is het dan de kindertijd van hun personages) bestrijkt dezelfde jaren zeventig en tachtig. Maar Vekeman interesseerde zich vooral voor de vorming van identiteit bij de dochter; De Coster zoomt in op de ouders. Verder is er enige invloed van Grunberg aan te wijzen – vooral in de scènes met Stefaan. Wie hier echter ontbreekt, is de “oude” Saskia de Coster. Waar is de tijd dat haar verbeelding hoge toppen scheerde, haar plot amper te volgen was? In Dit is van mij (2009) hadden we tenminste nog een onbetrouwbare verteller, maar Wij en ik is een heel kalme, stabiele roman. Dat is geen kritiek, hoogstens een wonderlijke evolutie. 
Er is wel nog steeds die “levensgeest”, zo sterk aanwezig in Eeuwige roem (2006): een soort energie die op de voorgrond treedt als leven en dood in het geding zijn. Deze “wij” uit de titel nemen dan het stokje over als vertelinstantie en trachten de personages bij te staan. Niet dat die daar veel baat bij hebben, maar het zijn wel momenten die de vertelling even optillen. Even de ramen van de huiskamer openzetten. 

Puntje van kritiek? De nieuwe De Coster is mij iets te wijdlopig. Vooral de hoofdstukken over Stefaan voegen weinig toe aan de roman en doen de boel versloffen. De Coster is echter lekker op dreef in haar portrettering van de opgroeiende Sarah én van Mieke, die de roman inwandelt als neurotische “koelkastmoeder” maar geleidelijk meer diepte, meer karakter krijgt. De roman zou beter geweest zijn, als De Coster de rol van Stefaan – die hoe dan ook steeds meer een afwezigheid wordt, op het werk en thuis – drastisch had ingeperkt. Maar ook met dat randje buikvet, is Wij en ik een ijzingwekkende roman over niet durven leven. Over een bestaan in de kamer naast het leven. Een roman als een waarschuwingsbord. 

Saskia de Coster, Wij en ik. Prometheus, 319 bladzijden, 19,95 euro. Deze recensie werd geschreven op vraag van de Standaard der Letteren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten