
Napels zien = sterven? Zou zomaar kunnen, in de nieuwe Oscar van den Boogaard.
Albert de Vriend heeft pech. Brute pech. Zijn vrouw vertrekt, zijn minnares wil hem niet meer zien en hij verliest zijn baan als leerkracht. Hoog tijd voor frisse lucht, kortom. En kijk, zijn ex had net een reisje naar Napels geboekt. Albert neemt afscheid van zijn familie – een zus van wie hij vervreemd is, een demente vader en een onderbuurvrouw die als zijn moeder was – en vliegt naar Napels.
Daar overkomt hem iets waar elke toerist van droomt, maar wat alleen gebeurt in romans en films: hij wordt op sleeptouw genomen door een local. De vaderlijke Dario verzorgt Albert na een roofoverval op straat en laat hem zijn bagage overbrengen uit het hotel. Albert wordt ingeschakeld in de huishouding en bij het verzorgen van Dario’s virtuele moestuin (denk aan FarmVille). Het tweetal bakt in de zomerzon, gaat inktvisjagen – dat lijkt Dario’s enige bron van inkomsten te zijn – en er wordt exquise koffie gedronken.
Ook de andere puntjes op de checklist “Schrijven over Italië” komen langs: een luidruchtig familietafereel, moorddadig verkeer, scooters, conversaties vol leugentjes en grollen, pittoreske oudjes en observaties over machismo.
Een mens kan niet alles lezen. Tot vorig weekend kende ik van Oscar van de Boogaard alleen zijn columns in De Standaard. Vandaar dat ik meteen ook maar zijn vorige roman, Meer dan een minnaar (2010) heb ingehaald. Een prettige ervaring: Van den Boogaards vakmanschap is onmiskenbaar; de eenvoudige zinnen zijn duidelijk bijgeschuurd met de zorg van een meubelmaker.
In Meer dan een minnaar kroop Van den Boogaard in de huid van meerdere personages en generaties. De vertelstemmen klonken anders in elk hoofdstuk. Maar in De tedere onverschilligen gebeurt iets vreemds. In het begin doet de auteur nog wel moeite om van Albert een personage te maken, maar zodra hij voet zet op Italiaanse bodem, vervaagt het personage: Albert is nog slechts een carbonnetje van de auteur, met diens familiale achtergrond en levensvragen.
Iedereen die wel eens Van den Boogaards columns leest (zoals ik, dus), zal de elementen herkennen: de vader met de militaire achtergrond, de traumatische ervaringen met zijn moeder, Van den Boogaards opvatting dat kinderen best zo snel mogelijk het nest verlaten, de navrante meningen over ouderschap, de treindialogen...
Uit een interview in het cultuurmagazine Staalkaart leerde ik bovendien dat de auteur in Napels ‘een gepassioneerd verhaal’ beleefde met iemand die wist hoe je op inktvissen jaagt.
Dat verheldert waarom ik geen moment in Albert en Dario geloofde. Dario’s gastvrijheid is ongeloofwaardig: er ontbreekt iets om hem aan Albert te binden. Passie, bijvoorbeeld. Maar die link heeft Van den Boogaard uit het plaatje gegomd.
Is dat problematisch? Het is raar dat je begint te lezen in een roman en opeens in het dagboek van de auteur belandt, zeker. Maar het haalt de roman niet onderuit.
Van den Boogaard begeleidt zijn personage door een reeks zomerse, banale (en vaak clichématige) taferelen, back to basics. Onder de oppervlakte broeit het. Het is opvallend hoe alles terugvoert naar Alberts/Van den Boogaards ouders. Elk stadszicht, elke mini-gebeurtenis kan aanleiding geven tot een bespiegeling over vader of moeder. En ten slotte komen we ook te weten waarom Albert voortdurend naar het eiland Capri wil: het is daar dat zijn moeder zelfmoord pleegde. Het is daar dat ook hij een beslissing moet nemen: haar volgen, of niet.
Waarom zelfmoord plegen? Of omgekeerd: waarom in leven blijven? Het verleden dat we meeslepen (ons en andermans) weegt zo zwaar. Aan het begin van de roman is Albert nog pessimistisch:
ik zie in de kiem van mijn leerlingen vooral de volwassenen uit het verleden zitten. De ouders en grootouders met hun vooroordelen, frustraties en angsten. In de klas zie je dat de mensheid geen vleugels zal krijgen. We worden nooit vogels!
Maar naar het einde toe ziet hij misschien toch een mogelijkheid om op te wieken.
In de stilte klaart mijn hoofd op. Ik heb niet gekozen om geboren te worden, maar wel om te leven. (...) Iedere keer dat ik bij het oversteken van de straat heb uitgekeken of er verkeer aan kwam. (...) ...alleen ikzelf ben verantwoordelijk dat ik ben blijven leven en dat nog iedere dag doe en precies daar ligt de keuze. En in die keuze is er de vrijheid.
In feite heeft Van den Boogaard dus ‘to be or not to be’ uitgesmeerd over honderdzeventig zondoortrokken bladzijden: een existentiële crisis, op een badhanddoek in de zon. De titel De tedere onverschilligen ontleende hij overigens aan De vreemdeling van Albert Camus: nog zo’n zonovergoten roman over een dode moeder en de vraag wat een mens met het leven aan moet. Je zou de nieuwe Oscar Van den Boogaard best kunnen lezen als de positieve tegenhanger van Camus’ klassieker.
Oscar van den Boogaard, De tedere onverschilligen. De Bezige Bij, 170 bladzijden, € 17,90. Geschreven voor de Standaard der Letteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten