De nieuwe Herman Brusselmans gaat deels over Herman Brusselmans, deels over diens zoon en deels (zoals altijd) over niets.
De aantrekkingskracht van herhaling is een vreemd ding. Ik denk daarbij altijd aan Nero, de 56 jaar durende herhalingsoefening van Marc Sleen. Hoe eindeloos vaak benam Madam Pheip iemand de adem met een vette wolk van haar Fleur de Matras? Hoe dikwijls werd Nero van de verdrinkingsdood gered door Kapitein Oliepul? Elk album was hetzelfde, in een lichtjes andere vorm. De fans kregen er geen genoeg van.
Het oeuvre van Herman Brusselmans, de Marc Sleen van de Vlaamse literatuur, is al jaren geleden gestold tot een formule. Elke roman bestaat uit onzingesprekken op café (“van die gitzwarte koffie met melk en suiker erin”, “z’n kar was een bak op wielen”), nu eens door personages, dan weer door de auteur die zich vermomd als personage. In elk boek heet het dat goede raad duur is, wordt iets omschreven als zijnde het hele eiereneten, wordt een vrouw achterwaarts in de poes genaaid, praten mensen mede over het weder (“Invloed van Gerard Reve”) en is ergens geen lievemoederen aan. Personages kakken in hun broek, achter een struik of allebei tegelijk. Ook het binnenkijken van de auteur in zijn verhaal (het doorbreken van de vierde wand, zeg maar) is intussen doodgewoon geworden bij Brusselmans.
Alleen gaat Brusselmans er dit keer ietsje verder in dan anders. Mogelijke memoires, het ergens-in-de-zestigste boek van de galeislaaf der Vlaamse letteren, begint in 1967 en heeft de jonge Herman Brusselmans als held. Erg goed gaat het niet met hem. Hij krijgt van zijn vader de ene klap tegen zijn kop na de andere. Zijn brieven aan beroemde schrijvers worden niet beantwoord. Hij lijdt aan een depressie. Lichtpuntje is dat hij zijn eerste seksuele ervaring (achterwaarts etc.) beleeft tijdens de koffietafel na de begrafenis van een klasgenoot.
Ook dat laatste is overigens een Brusselmans-staple: bezoekt een personage een plaats geassocieerd met de dood (ziekenhuis, bejaardentehuis, begrafenis…), dan zal hij daar altijd een verpleegstertje / verzorgstertje / rouwende moeder meepikken voor een gesprek en eventueel meer. Eros en Thanatos, het enige koppel ter wereld dat nooit uit elkaar zal gaan.
De fictieve memoires van Brusselmans eindigen op bladzijde 130, als de auteur opeens bruusk het verhaal onderbreekt met de kreet: “ik houd het echt niet meer vol, in deze inktzwarte nacht van de koude meimaand van 2012”. Brusselmans probeert de boel nog te redden door het stuur om te gooien: in het daaropvolgende, dertiende hoofdstuk bevinden we ons opeens in 2012 en geeft Tom Brusselmans, zoon van Herman en “Lio” (de liefde van zijn leven die hem verlaten heeft) een rondleiding door een tentoonstelling over zijn vader.
Maar het helpt niet: vanaf hoofdstuk 14 is ook Tom Brusselmans verdwenen en bevinden we ons in het hoofd van de auteur. Volgt een tweehonderd bladzijden tellende stream of sort of consciousness, zo goed als zonder alinea-indeling, waarin de auteur banale feiten, onzinnige ideeën en zijn angsten aan elkaar rijgt.
Brusselmans en zijn angsten. Ergens in de roman ontdekt hij dat “de angst gedurende m’n eerste veertien jaren zich om een onverklaarbare reden enigszins schuil had gehouden, en daarna was ze tevoorschijn getreden om te eeuwigen tijde op de tafel te dansen waaraan ik had plaatsgenomen.” Zoals voor Marc Sleen de kwaliteit van zijn dagelijkse twee strookjes Nero belangrijker was dan het uiteindelijke album, zo is het voor de zenuwlijder Brusselmans allicht belangrijk om dagelijks te “puzzelen en (te) schuiven met een woord of vijftienhonderd”, dan het boek dat daar uit voortkomt. Ik denk niet dat we eerder zo’n naakte inkijk in ’s mans hersenpan hebben gekregen. Het rookgordijn (van Fleur de Matras) dat Brusselmans normaliter rond zijn angsten optrekt, is helemaal opgetrokken: “Toen ik hoofdstuk één tot en met dertien verzon was ik minder eenzaam. Het was alsof ik mij in een andere dimensie bevond”. Een terugkerend zinnetje, “Komt in orde”, is ooit uitgesproken door de vertrokken geliefde, Lio. De auteur herhaalt het, in een poging de werkelijkheid te bezweren.
Hoofdstuk 14 is een lap tekst die je best niet in één keer leest – maar goed, is dat niet altijd zo? Na vijftig bladzijden Brusselmans vergaat mij meestal het lachen en moet ik een pauze inlassen. Mogelijke memoires toont niettemin dat de auteur, binnen het nauwe kader van zijn formule, blijft zoeken naar nieuwe invalshoeken. Daardoor resulteert deze therapeutische woordenkakkerij toch weer in een boek dat niet alleen de fans kan boeien.
Herman Brusselmans, Mogelijke memoires. Prometheus, 352 bladzijden, 17,95 euro. De Standaard der Letteren van vandaag publiceert een ingekorte versie van deze recensie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten