Christiaan Weijts gaat Dave Eggers achterna, met een thrillerachtige roman over privacy.
Sinds zijn derde roman, De etaleur, zit Christiaan Weijts de actualiteit nadrukkelijk op de hielen. Maar door in zijn nieuwe, vijfde roman een cartoonist als hoofdpersoon op te voeren, overtreft Weijts zichzelf: hij heeft de realiteit voorbijgestoken.
Zijn personage, de cartoonist Simon Sinkelberg, een satirische horzel, maakt bijtende en eigenlijk nogal platvloerse spotprenten, zoals het ongelukkige Charlie Hebdo die zo graag afdrukte. Simon haalt zich niet de woede van de moslims op de hals, maar de vijandschap van een Brits telecombedrijf. En aan een dergelijk conflict wil de kwaliteitskrant waarvoor Simon werkt haar vingers niet branden.
De gecontesteerde tekening is een seksuele en aan de Nazi’s refererende karikatuur van Margaret Stones, CEO van de telecomfirma Stones & Middleton. De firma S&M (hahaha, een grapje om te lachen) staat bekend om haar inbreuken op de privacy. Simon zegt daartegen te ageren. In Nederland, klaagt hij, ‘heeft privacy dezelfde bijsmaak als het milieu, de mensenrechten en gezonder eten. Je weet dat je er wat meer aan zou moeten doen, maar vind er de tijd maar eens voor.’ Intussen laat hij onbesproken dat hij een persoonlijke voorgeschiedenis heeft met S&M. Evenmin bekent hij zijn twijfels. Simon is zich vragen beginnen te stellen bij zijn beroep en bij de media waarin hij functioneert. Want: waar is het nieuws gebleven?
Onder de blikken van de professionele nieuwsbrengers verschrompelt elke gebeurtenis tot het zoveelste dingetje. En hij (...) moest die beschimpblik nog eens overtreffen, overal een absurde dimensie in ontdekken.
Na een ruzie met Ronald van De Spiegel (en zijn daaruit volgende ontslag) probeert Simon zijn cartoon ook nog te slijten aan Ralph van de concurrerende krant De Ochtend. De inwisselbaarheid van die namen is ongetwijfeld een steek naar de inwisselbaarheid van kranten. Maar ook daar vangt hij bot. Op weg van krant 1 naar krant 2 heeft Simon intussen een liftster opgepikt, een jongedame met een cellokoffer die hem de ene doorzichtige leugen na de andere op de mouw speldt. (Die cello blijkt later waardevol en gestolen; zo werd in Weijts’ tweede roman, Via Cappello 23, ook al een schilderijtje uit een museum gepikt.) Omdat Simon toch niet meer weet wat te doen, besluit hij Katharina naar Brussel, haar bestemming, te brengen.
De trip zal eindigen in Italië.
Onderweg passeren we: chantage, doodslag, perslekken, seksuele manipulatie, paranoia, overspel en nog veel meer. Het contrast tussen de kitscherige, onmogelijk ernstig te nemen plot en de thema’s en drama’s die Weijts er in monteert, is zo schril als de kreet van een nagel over een schoolbord. In filmtermen zou dit een kruising zijn tussen Boyhood en een James Bond.
Het is een vreemd en gewaagd opzet, waarvan het doel me ontgaat. Is de roman zélf een satire? Of lonkt Weijts in alle ernst naar de thrillerlezer?
Wat het doel ook was, je zou wensen dat Weijts zijn stijl er niet op had afgestemd. Stilistisch is De linkshandigen een zeldzaam bot mes. In een scène waarin Simon en Katharina op de loop gaan uit een Parijs’ hotel, schrijft Weijts dat zijn personages een steegje in ‘duiken’ en noemt hij hen ‘opgejaagd wild’. Proza waarvoor Pieter Aspe zich zou schamen. Elders heeft Weijts het over paniekaanvallen die zich ‘in al hun helse gruwelijkheid zouden openbaren’. De apocalyps volgens Johannes is er niks bij.
De linkshandigen scoort als “lovenswaardige poging”, maar als je heel Weijts’ productie overschouwt, kun je niet naast de neerwaartse lijn kijken. De inhoud wordt sensationeler, de stijl slordiger. Misschien is het tijd dat Weijts zich toelegt op zijn columns. Daar is niets oneerbaars aan.
Christiaan Weijts, De linkshandigen.
De Arbeiderspers, 194 blz., € 18,95
Deze recensie verscheen in de Standaard der Letteren; zie ook hier voor een interessante interpretatie van de roman als Mulisch-Spielerei.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten