Reve een biografie, Hermans een biografie... Mulisch kon niet achterblijven. Maar is De Mulisch Mythe wel “wat het zegt op de doos”?
Eerst zou Robbert Ammerlaan, voormalig uitgever van De Bezige Bij, de biografie van Harry Mulisch gaan schrijven. Ammerlaan was echter amper met pensioen, of hij richtte alweer een nieuwe uitgeverij op. Waar gaat die man ooit de tijd vinden om een biografie te schrijven, laat staan een biografie over een auteur die cruciaal is voor De Bezige Bij, een uitgeverij met wie hij nu in concurrentie treedt?
Vorig jaar werd opeens bekend dat neerlandicus Sander Bax aan een biografie schreef. Die werd per veiling aangeboden en ging níet naar de Bij, maar naar Meulenhoff. Raar. De laatste jaren heeft de Bij vooral flardjes nagelaten werk uitgebracht. Nu zou het eerste volumineuze werkstuk over hun sterauteur verschijnen bij een andere uitgeverij. Begrijpe wie kan.
Of beter, begrijpe wie het boek heeft gelezen, want: ‘Dit boek is geen biografie in traditionele zin’. Bax verduidelijkt in het voorwoord dat hij iets anders geschreven heeft: ‘het verhaal van het openbare leven van Harry Mulisch en de manier waarop hij zijn identiteit als schrijver daarin vormgaf’. Heeft Bax nieuwe bronnen aangeboord? Nee.
In dit boek bespreek ik geen ongepubliceerde briefwisselingen, ook maak ik geen gebruik van interviews met mensen die Mulisch gekend hebben. Ik ben niet op zoek naar de “ware auteur” die zich achter alle beeldvorming schuilhoudt, maar ik zoek juist de auteur die in die beeldvorming tot stand komt.
Mja. ‘Geen biografie in traditionele zin’ betekent dus ‘helemaal geen biografie’.
Bax beschrijft (in grote lijnen) de evolutie van Mulisch: de autonomistische auteur die activist en publiek intellectueel gaat spelen, zich een nieuw imago aanmeet en zich later verschuilt in het kostuum van de zelfverzekerde, gevestigde auteur. Bax stelt zonder omwegen dat dit niet de echte Mulisch was. ‘Zelfs in het sociale leven lijkt Mulisch een muur opgetrokken te hebben. Is het überhaupt wel mogelijk om achter het masker te kijken?’ De redenering lijkt hier te zijn: ik heb geen biografie geschreven, dus ontken ik maar meteen de mogelijkheid dat iemand anders dat wel zou kunnen.
Het is bekend dat Mulisch zich vereenzelvigde met de Tweede Wereldoorlog – vader Oostenrijker, moeder Joodse – maar dat beeld verdient nuance: voor ‘WO II’, lees ‘het irrationele kwaad’, ‘de domeinen onder de gordel’. Het raadsel dat een bevolking zich laat opzwepen tot genocide, bijvoorbeeld. Mulisch trachtte dit ‘kwaad’ boek na boek in te dammen. Daarvoor moest hij het natuurlijk eerst zien te benaderen, en dat was een artistiek dilemma. Bax:
Adorno’s uitspraak [dat na Auschwitz geen poëzie meer mogelijk is] mag dan vaak gelezen worden als een verbod op het schrijven van poëzie, zij zou met evenveel recht beschouwd kunnen worden als een gebod tot radicale vernieuwing.
En dat is wat Mulisch deed: nieuwe vormen zoeken om te schrijven, met name over WO II. Hij zocht zijn toevlucht in de mythologie, in het de-psychologiseren van zijn literatuur.
Ook in zijn non-fictiewerk zocht Mulisch altijd naar nieuwe manieren om over het kwaad te schrijven. Zijn boek De zaak 40/61 over het proces tegen Adolf Eichmann, de “administrateur” van de Holocaust, bestaat dan wel uit stukken die hij schreef voor een tijdschrift, Bax wijst op de stijlbreuken in het boek, die een zoekend auteur verraden. De reden is duidelijk:
Over zaken die duidelijk zijn, kunnen we duidelijk spreken (zoals de bekende gegevens uit Eichmanns biografie), maar voor de dingen die raadselachtig zijn (zoals de beweegredenen en de geestelijke ontwikkeling van Eichmann), is een ander, meer complex taalgebruik nodig.
Dat heeft Bax niet zelf bedacht – Mulisch zei het zelf, in een lezing die hij in de jaren ’50 ettelijke keren heeft gehouden en in 1994 werd gepubliceerd, ‘Op weg naar de mythe’ – maar hij toont wel goed aan hoe dit zich uitte in Mulisch’ vroege werk. Dit oeuvre wordt al te vaak vernauwd tot WO II en Mulisch’ biografie, dus het is goed dat iemand de schijnwerpers weer eens radicaal op het werk richt. Zo zien we de grote spreidstand tussen het imago en de artistieke ambitie. Het is Bax’ verdienste dat hij meermaals het publieke imago en het werk confronteert.
Met de schrijversbiografieën van Johan Daisne en Willem Frederik Hermans, vertoont De Mulisch Mythe geen enkele overeenkomst. Wel loopt Bax’ studie opmerkelijk parallel met een recent boek over Gerard Reve, Verrek, het is geen kunstenaar van Erwin Praat (Amsterdam University Press, 2014). Ook daarin lag de klemtoon op hoe de schrijver zijn imago vorm gaf. Reve verkocht leugentjes over zijn leven en vervlocht die vervolgens in zijn fictie; het mengsel werd onontwarbaar. Op vergelijkbare wijze gaf Mulisch vorm aan Rudolf Herter, zijn alter ego in zijn laatste roman, Siegfried: een personage als een ironische bundeling van clichés die over de schrijver zelf de ronde deden.
Het verschil is wel dat de late Reve zich verloor in dat soort flauwiteiten, terwijl Mulisch ook aandacht behield voor de wereld buiten hemzelf en de literatuur.
Dat is iets wat Bax te weinig onderkent. Hij is snel geneigd om Mulisch’ romans te lezen als onderzoeken naar diens schrijverschap. Zijn debuut archibald strohalm, Het zwarte licht, Voer voor psychologen en zelfs Het stenen bruidsbed: allemaal boeken waarin de auteur niets anders onderzocht dan zijn eigen schrijverschap. Een dergelijke reductie is bepaald geen compliment voor de auteur, en ik geloof het niet. Hier verwart Bax zijn interesses met die van Mulisch.
De Mulisch Mythe is als geheel geen voltreffer, maar je kunt er wel je voordeel mee doen. Wie op een toegankelijke manier wil kennismaken met een oeuvre dat niet tot zijn latere succestitels vernauwd mag worden, kan hier terecht. Om te ontdekken hoe Mulisch’ ideeën over de ‘machinemens’ (in De versierde mens) en zijn afkeer van de volmaaktheid van een Zen-tuin (Wenken voor de jongste dag) culmineren in De ontdekking van de hemel, bijvoorbeeld. Zo’n boek bestond nog niet.
Op een biografie blijft het wachten.
Sander Bax, De Mulisch Mythe. Harry Mulisch: schrijver, intellectueel, icoon.
Meulenhoff, 480 blz., € 29,95. Deze recensie verscheen in de Standaard der Letteren.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten