vrijdag 13 maart 2015

Doorlezen of niet? (afl. 110) Chrétien Breukers

Voor ‘Doorlezen of niet?’ lees ik de eerste 50 bladzijden van een (meestal recent) boek, breng verslag uit van mijn leeservaring en beantwoord ten slotte de vraag: lees ik door in dit boek... of toch maar niet?

Vandaag: Lot van Chrétien Breukers (Uitgeverij Marmer, 198 blz., € 17,95, release: 18 maart). 

Wie? Limburgs hoop in bange dagen. Dichter, blogger, relschopper. Nummer 35 in de Literaire Pikorde 2015. Disclaimer: vage bekende van schrijver dezes. Auteur van Een zoon van Limburg. Lot is zijn romandebuut. 

Vooroordeel van de dag? Kan Breukers in een roman even spitant zijn als in zijn non-fictiewerk? Het staat te bezien. 

Buzz? Het geluid dat u hoort? Dat zijn de messen die worden geslepen. 

Wat was de vraag? Bent u er zeker van dat u een spoor wil nalaten? 

De eerste vijftig bladzijden... ...openen met een Grunbergiaanse premisse. De ik-verteller van Lot (die later Chrétien Breukers blijkt te heten) heeft de jackpot van de loterij gewonnen, 26,6 miljoen euro. Erg gelukkig wordt hij daar niet van. Zijn bedoeling is om het zo snel mogelijk op te doen, op een manier die geen sporen nalaat. Dus geen voorwerpen kopen, maar diensten en consumptiegoederen: ‘door het in de economie te laten verdwijnen’. 
Om te beginnen verhuist hij naar een sterrenhotel. Daarna bestelt hij prostituees. Maar het geld raakt niet op. Hij overweegt kunstwerken te kopen en die vervolgens te vernietigen, maar nee: ‘Ook wat je niet nalaat is een spoor, en ik wilde van de wereld verdwijnen zonder iets na te laten – en wie kunstwerken vernielt, kan er nooit meer ongemerkt vandoor gaan.’ Tenslotte koopt hij dan maar een huis, vlakbij de voormalige woning van Jeroen Brouwers, in de Achterhoek. 
Ongeveer een halfjaar nadat ik was begonnen met het opmaken van mijn loterijwinst, was ik ongeveer 2.500.000 euro kwijt, inclusief de kosten die ik voor mijn nieuwe huis maakte. Het zag ernaar uit dat ik nog een lang leven voor de boeg had.

Vanwaar die behoefte om te verdwijnen? Dat komen we vooralsnog niet te weten. Het lijkt alleszins geen kwestie van een eenduidig trauma. ‘Sinds haar dood [d.i. de dood van zijn vriendin] was ik alleen. Daar kwam het op neer. Voor haar dood was ik ook alleen, maar met haar.’ 
Wat ik een tikkeltje alarmerend vind, is dat het basisgegeven (loterijwinnaar in een hotel, met een obsessie) al gauw wordt ingeruild voor bespiegelingen over poëzie (de verteller heeft, samen met zijn eigen dichtersambitie, ook de poëzie bij het grof vuil gezet) en vervolgengs helemaal wordt stilgezet, als Breukers het korte verhaal ‘Mijn eerste reis’ in de tekst monteert. Het is allemaal goed verwoord, vloeiend, niet in dat afzichtelijke, hakkelende Nederlands van Maartje Wortel of Esther Gerritsen – maar waar gaat dit heen? 

Hoe gelezen? Met plezier (door de stijl) en gaandeweg ook met meer begrip. Breukers heeft zich voor zijn fictiedebuut blijkbaar vooral niet willen beperken. Non-fictiemijmeringen, een komische dialoog met een afzichtelijk gehandicapte man die met de verteller komt flirten, een droogkomische passage over een Duitse prostituee die zich tot tijdelijke echtgenote ontpopt, brieven in Reviaanse stijl aan een boekhandelaarster... – Breukers beroert alle opties. Wat de Engelsen noemen: everything but the kitchen sink. Het zou wel eens kunnen dat Lot het resultaat is van de roman die de verteller wil schrijven: ‘een boek waarin de hele existentie van een mens wordt overdacht en vastgelegd’. Een boek over het lot der mensen, kortom. 

Doorlezen? Om de woorden van Hugo Claus te gebruiken: ‘We gaan zien. Wij gaan zien. Toch.’

Maandag: 
doorlezen of niet in Dertig dagen van Annelies Verbeke?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten