Tom Lanoye en Adriaan van Dis gingen hem voor, Arnon Grunberg zal hem straks volgen: Maarten ’t Hart schreef een “moederboek”.
‘Na mijn dood’, zei de moeder van Maarten ’t Hart vaak, ‘kun je over me schrijven wat je wilt, maar spaar me zolang ik leef.’
Zo staat het op de flap van Magdalena, het nieuwe boek van Maarten ’t Hart. Magdalena ’t Hart-Van der Giessen overleed in 2012, dus toen lag de weg open voor een boek over haar.
Maarten ’t Harts evolutie als schrijver lijkt wel wat op die van Jef Geeraerts: eerst literair werk, daarna steeds commerciëler, om op een bepaald moment gewoon op te houden. ’t Harts laatste roman, Verlovingstijd, was al een bonus track: een manuscript dat om privacyredenen jaren in een schuif had geleden. Kan Magdalena het tij keren?
Wat voor vrouw was Magdalena van der Giessen? Getekend door armoede, diepgelovig (fietsen op zondag, ‘dat doet de Heere zo’n zeer’), benepen, angstig, afstandelijk, geobsedeerd door het waanidee dat haar echtgenoot haar voortdurend bedroog (met ‘mokkels’, onveranderlijk schandalig geschminkt, ‘opgepoetst als een veilingschuit op weg naar een bloemencorso’). Ze was ‘tegen alles wat anders was dan wat zij in haar jeugd had meegemaakt’. Kort gezegd, moeder ’t Hart had de charme van Anthony Soprano’s moeder Livia.
Sommige merkwaardigheden deelde moeder ’t Hart met haar man. Zo verzetten beide zich tegen tandverzorging. Tanden poetsen? Geen sprake van, die krengen moesten juist zo snel mogelijk rotten, zodat je een keurig net kunstgebit kon laten installeren. De passages over ’t Harts ‘clandestien poetsen’ en het stiekeme bezoek met zijn zus aan een tandarts, zijn een plezier.
Het duurt echter niet lang voordat ’t Hart weer over de Gereformeerde Kerk en haar vele onderverdelingen begint. Zijn moeder was...
...voorstander van een blij geloof, je moest de hele dag door in juichstemming verkeren omdat je verlost was door de Here Jezus en gewassen in zijn dierbaar bloed. Spijtig genoeg was ze zelf ondanks alles niet in staat om die blijdschap vanwege de verlossing uit te stralen.
’t Hart vertelt opnieuw hoe de eerste barsten in zijn eigen geloof kwamen. Hij vertelt over de twintig jaar die het hem kostte om zich helemaal los te maken. Deze passages zijn opgewarmde kost en hebben met moeder ’t Hart niets te maken. Magdalena is dan ook helemaal geen “moederboek”, maar een bundel met jeugdherinneringen van ’t Hart, waarin zijn moeder even vaak wel als niet opduikt.
Erik Vlaminck heef ’t Hart ooit geprezen omdat hij, als zowat de enige Nederlandse auteur, streektaal durft te gebruiken. Alleen bij ’t Hart zullen personages woorden gebruiken als ‘groos’ (hoogmoedig), ‘booi’ (bode), ‘aterling’ (een scheldwoord) of ‘bij de beer’ i.p.v. bij de neus nemen. Iets wil niet ‘vleugen’ i.p.v. lukken en een echtgenoot die wordt kortgehouden ‘krijgt de lengte niet’.
Hierdoor klinken Harts personages heel geloofwaardig. Allicht is ’t Hart zich bewust van die kracht, want hij laat in Magdalena liefst de personages het woord doen, vaak in lange monologen, vol leven en humor.
Grappig zijn ook de gesprekken tussen ’t Hart en zijn hoogbejaarde moeder, waarin hij probeert haar klaagzangen te pareren met harde feiten en redelijke argumenten – maar met bewonderswaardige souplesse omzeilt Magdalena alles wat haar rol van eeuwig slachtoffer zou kunnen bedreigen. Livia Soprano, ik zei het al.
Nu en dan realiseert ’t Hart zich dat hij iets al eerder verteld heeft; dan verwijst hij expliciet naar andere boeken, zoals Verlovingstijd, De jacobsladder en natuurlijk Een vlucht regenwulpen.
Toen ik eind vorig jaar, voor het eerst sinds de middelbare school, Een vlucht regenwulpen herlas, was ik nogal onder de indruk. Het boek verdient zijn status van moderne klassieker volledig. Een vlucht regenwulpen gebruikt onderdelen uit ’t Harts biografie voor een weergaloze studie van eenzaamheid; Magdalena presenteert diezelfde onderdelen, zonder enige bedoeling. De fictie is een stuk boeiender dan de onbewerkte realiteit.
De herhalingen in en de rommeligheid van dit boek zijn te vergeven, maar níet de doelkansen die ’t Hart laat liggen. Neem, bijvoorbeeld, die passage waarin hij zegt dat het geloof ‘een kwestie van chemie’ is, van zaken als ‘de zuurtegraad van sommige hersencellen’. Daar kan ik het best mee eens zijn, maar: waarom je dan blijven verbazen over het geloof van je moeder? Door alle macht aan de chemie te geven, verwijst ’t Hart zijn hele roman, die immers een poging is om zijn moeder te snappen, naar de prullenmand.
En zou het ’t Hart echt niet opgevallen zijn dat de hardvochtige God die zijn moeder aanbad, wel erg veel overeenstemming vertoont met die moeder zelf, die ’t Hart ondanks alles bleef “aanbidden”? Heeft hij zijn geloof wel echt achter zich gelaten, of heeft hij het onbewust verschoven naar zijn moeder? Dit zijn ironieën die een lucide auteur niet zou laten liggen.
Het eindoordeel laat ik aan u over. Hebt u me graag protestants, dus streng, dan zeg ik: Magdalena is een overbodig boek. Hebt u me liever katholiek en dus diplomatisch, dan zeg ik: dit is een aanvaardbare en onderhoudende toegift van een schrijver die onze waardering al lang geleden verdiend heeft.
Maarten ’t Hart, Magdalena. De Arbeiderspers, 250 blz., € 21,99. Deze recensie verscheen in de Standaard der Letteren.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten