Nederland zette met de leesbevorderingsactie 'Nederland leest' Maarten ’t Hart nog eens in het zonnetje, en met name Een vlucht regenwulpen (1978). Voor Staalkaart herlas ik die klassieker over een eenzame hoogleraar. Hieronder mijn bevindingen, doorweven met vragen uit een psychologische test. :-)
Is Maarten ’t Hart weggedeemsterd? In elk geval niet zoals Jos Vandeloo of de vorig jaar (tot ieders verrassing) overleden Ward Ruyslinck. Terwijl die laatste twee uit de literatuurgeschiedenis geschrapt lijken, heeft ’t Hart hoogstens wat afstand genomen. Dankzij het succes van zijn boeken in Nederland en Duitsland hoefde hij zich om royalty’s niet druk te maken, dus toen de inspiratie opdroogde, schakelde hij gewoon een versnelling lager. Bleven steeds in druk: het autobiografische Het roer kan nog zesmaal om, de uitstekende literaire thriller Het woeden der gehele wereld en de roman Een vlucht regenwulpen. Die laatste krijgt nu, nadat er al ruim een miljoen van verkocht werden, een extra duwtje in de rug, dankzij de leesbevorderingscampagne ‘Nederland leest’.
Waarover ging dat boek ook alweer? Maarten ’t Hart, dat is toch natuurbeschrijving en afrekenen met het steile calvinisme? Heeft zo’n boek de 21ste-eeuwse Vlaamse lezer nog wat te bieden?
(Spoiler alert: natuurlijk wel. Anders zou ik dit artikel niet schrijven.
Hoe vaak snak je naar gezelschap?
Nooit Zelden Soms Vaak
Een vlucht regenwulpen verscheen in 1978. Nog twee andere moderne klassiekers uit de Nederlandse literatuur verschenen in die periode. Twee jaar na Regenwulpen volgde Rituelen van Cees Nooteboom en weer twee jaar later De aanslag van Harry Mulisch. Voor die drie boeken geldt dat het de (eerste) commerciële hoogtepunten waren binnen de respectieve oeuvres, en dat ook de kritiek ze verwelkomde.
En als je ze alle drie achter elkaar leest, zie je nog andere overeenkomsten.
Hoe vaak ben je ongelukkig omdat je zoveel dingen alleen doet?
Nooit Zelden Soms Vaak
Inderdaad bevat Een vlucht regenwulpen de genoemde ’t Hart-ingrediënten. Er vliegen regelmatig vogels door de roman die ik van haar noch pluim ken, maar da’s niet erg: ’t Harts proza maakt zijn liefde voor de natuur voelbaar. Daarnaast zijn er inderdaad enkele scènes waarin religieus fundamentalisme aan de kaak wordt gesteld. Beroemd is de scène waarin hoofdpersoon Maarten twee ouderlingen, die zijn aan keelkanker stervende en half-demente moeder in haar laatste ogenblikken komen treiteren met beschrijvingen van de hel, de deur uit gooit.
Een vlucht regenwulpen heeft een associatieve opbouw. Heden en verleden wisselen elkaar af, school en carrière, moeder en geliefde, schoonheid en geweld: concentrische cirkels rond één vraag, gesteld aan het begin. ‘Waarom ben ik zo geworden? Of ben ik altijd al zo geweest?’
Maarten komt uit een familie van kwekers. Zijn leven is voor hem uitgestippeld, tot een onderwijzer met gezag zijn vader de arm omwringt: die jongen moet doorstuderen.
De status van bovenmatig begaafde leerling isoleert Maarten echter van zijn medeleerlingen. En dat blijft zo, ook op volwassen leeftijd. Hij is op zijn dertigste al hoogleraar en zijn universitaire carrière mag geslaagd heten, maar “geïntegreerd” in de gewone wereld is hij niet. Niet dat Maarten daarover gaan zitten sippen. Met gevoel voor humor laat ’t Hart één van Maartens collega’s zeggen dat ze hem absoluut nodig hebben bij een vergadering: ‘Je weet dat alleen al je zwijgzaamheid een vergadering in goede banen kan leiden. Ze durven geen van allen lang te ouwehoeren als jij zo nors en zwijgzaam voor je uit zit te staren.’ Learn to take a compliment, zegt men dan.
Hoe vaak heb je niemand om tegen te praten?
Nooit Zelden Soms Vaak
Met die geïsoleerde protagonist leunt Een vlucht regenwulpen opmerkelijk dicht aan bij de helden van Rituelen en De aanslag.
Inni Wintrop (Rituelen) noemt zichzelf een gat. Hij heeft geen ambitie, geen meningen, zelfs amper herinneringen. ‘Jij leeft niet, (...) je laat je afleiden’, zegt iemand hem. Hij staat open om iets te ontvangen. Dat “iets” is de levenservaring van vader en zoon Taads, de twee werkelijke hoofdpersonen, beide afgegrendeld van de buitenwereld in een zelfgekozen en toch ongemakkelijke eenzaamheid.
Ook Anton Steenwijk, van De aanslag, is een bleke figuur, geïsoleerd van de geschiedenis die zich één keer, aan het eind van WO II, aan hem heeft opgedrongen, toen de Duitsers zijn ouders en broer doodschoten. Zijn beroep is anesthesist, een specialist in verdoving. Hij gelooft dat die verdoving de patiënt alleen tijdelijk monddood maakt, ‘terwijl die patiënt er toch door veranderd was. Als zij ontwaakten, was toch altijd te zien dat zij geleden hadden.’
Onuitgedrukte pijn die mensen verandert, onherroepelijk en zonder dat ze achteraf nog het antwoord kennen op die vraag: ‘Waarom ben ik zo geworden?’
Hoe vaak zit je te wachten tot iemand je belt of schrijft?
Nooit Zelden Soms Vaak
Opmerkelijk, eigenlijk, dat eenzaamheid zo’n belangrijk thema is in elk van deze drie bestsellers. Waarom interesseert de massa zich voor de eenling?
Deze drie bestsellers gaan over personages die, door het toeval of door onbewuste kwetsuren, weigeren om de rituelen van de maatschappij uit te voeren, om hun plaats in de massa in te nemen. Ook politiek en actualiteit worden afgewezen, bij Nooteboom op hoge toon. Inni en Maarten wijzen de massa het nadrukkelijkst af. In hun eenzaamheid is echter nog wel plaats voor intimiteit: één iemand is nodig om de eenzaamheid draaglijk te maken. Onder het modieuze cynisme en het aanstellerige van Nootebooms personages borrelt een oersoep van romantisch verlangen. Het bokkige en soms gewelddadige van Maarten verbergt een zelfde verlangen. Ik kom er op terug.
‘Waarom ben ik zo geworden?’, de vraag van Maarten. Zelfs als volwassene gelooft Maarten nog in de waarde van pijn. Ongetwijfeld een erfenis van de religie die hij rationeel heeft afgewezen maar die toch met zijn hersenkronkels verweven is. ‘Wat is gelukkig zijn?’ doceert hij. ‘Je beleeft de dingen om je heen nooit mooier, nooit intenser dan wanneer je diep ongelukkig bent of pijn lijdt of ziek bent want dan kun je niet aan het verleden of aan de toekomst denken; (...) daarom maakt pijn het ogenblik groot genoeg.’ En zijn moeder, net als Maarten zelf ongelukkig in de liefde, zegt later dat liefde pas echt is als het van één kant komt: ‘Al het andere is spel’. Slechts de liefde die pijn doet, is echt; de rest is gewenning, ‘zoals je ook een steeds sterkere genegenheid voelt voor je huis en je tuin omdat je daar nu eenmaal en woont en werkt.’ Zoals iedereen weet: er is niets ergens dan je alleen voelen als je met z’n tweeën bent.
Hoe vaak voel je je uitgesloten door anderen?
Nooit Zelden Soms Vaak
Ik zei het net al: ondanks al dat calvinistische, bokkige, ongelukkige, zelfkastijdende, is Een vlucht regenwulpen geen droef boek. Hoe kan dat?
Maarten is hoofd van de afdeling weefselkweek, en geobsedeerd door het ontstaan van leven uit een handvol cellen in een proefbuis. In deze roman uit 1978 zijn al de eerste indicaties te vinden van klonen, een onderwerp dat pas in de jaren 1990 actueel zou worden. Het is een ontkenning van de godheid, natuurlijk: de mens die de rol van schepper overneemt. Maar er is ook een positieve motivatie: tussen de regels door droomt Maarten van het klonen van Martha, zijn onbereikbare liefde.
Creëren, leven geven, doen groeien... Het is dit verlangen dat de natuurbeschrijvingen en –belevingen optilt tot meer dan "romandecoratie": de natuur is in dit boek de tegenkracht die de teleurstellingen van een mensenleven opslorpt, relativeert, de kracht die Maarten zo graag wetenschappelijk zou nabootsen.
Hoe vaak kun je het niet meer aan alleen te zijn?
Nooit Zelden Soms Vaak
Waarom zou de massa zich interesseren voor de eenling Maarten (of voor Inni, of Anton)? Het kan aan de lyrische, klassieke toon van ’t Harts vertelling liggen. Aan de liefde voor zijn moeder – altijd een boost voor de verkoopcijfers, sorry als het cynisch klinkt. Maar het kan ook dat Maarten de lezer langzaamaan nader komt, zodat je hem gelijk moet geven als hij zegt: ‘Ik was niet geïsoleerder dan anderen, ik had alleen maar minder vertrouwen in de surrogaten die werden aangeprezen als middelen om de eenzaamheid te verdrijven: liefde, vriendschap, gezelligheid. Het enige wat geen surrogaat was, was de vanzelfsprekende, woordeloze intimiteit, zoals die bestaan had tussen mijn moeder en mij.’
Laten we het houden op intimiteit, en Maartens specifieke moederbinding negeren. Volstaat dat? Is intimiteit een minimalistisch program, of net het hoogst haalbare? Rituelen, De aanslag, Een vlucht regenwulpen: ze willen alle drie iets kwijt over (o.a.) eenzaamheid, maar ’t Hart mikt het meest op de emoties van zijn lezer. En hij doet dat heel goed. Wie Een vlucht regenwulpen nooit las, mag ‘Nederland leest’ als een prima aanleiding beschouwen.
De vragen over eenzaamheid komen uit The loneliness quiz.



Geen opmerkingen:
Een reactie posten