donderdag 24 september 2015

Archief // Bespreking van Joost Zwagermans laatste roman

Een museumdirecteur maakt jacht op Mark Rothko in Duel, Joost Zwagermans laatste uiting van fictie. Uit het archief: een recensie. Verscheen oorspronkelijk op 1/4/2011 in De Standaard.

Aan het einde van zijn carrière was Hergé Kuifje-moe. Hij had geen zin meer in strips, wou alleen nog schilderen en kunst verzamelen. Daarom draaide hij de rollen om en begon aan een Kuifje-verhaal dat zich in de wereld van de hedendaagse kunst afspeelde (Kuifje en de Alfa-kunst). 
Duel, de nieuwe Joost Zwagerman, ontstond op gelijkaardige wijze. De laatste jaren schreef Zwagerman uitsluitend poëzie en non-fictie, vaak over hedendaagse kunst. Recent verscheen nog de bundel Alles is gekleurd, met enthousiasmerende stukken over o.a. Mark Rothko, Jackson Pollock en Marlene Dumas. Al sinds 2002 had hij geen nieuwe fictie meer afgeleverd. Maar toen hem gevraagd werd het Boekenweekgeschenk te schrijven, koos Zwagerman de Hergé-optie: hij bedacht een verhaal over een doek van Mark Rothko. 
Hoofdpersoon Jelmer Verhooff is directeur van ‘het Hollands’, een museum voor hedendaagse kunst (dat Zwagerman situeert op de locatie in Amsterdam waar het gelijkaardige Stedelijk Museum staat). Tijdens een tentoonstelling waarin topstukken uit de collectie worden geconfronteerd met jonge kunstenaars, maakt één van hen een vlekkeloze kopie van een Rothko. Niet veel later komt Verhooff te weten dat hij nalatig is geweest: de kunstenares heeft haar kopie achtergelaten en de Rothko meegenomen. Om zijn reputatie te redden, onderneemt Verhooff een zenuwverwoestende jacht op het gestolen schilderij, die in Slovenië een pijnlijke wending neemt. 
Kunstenares Emma Duiker is echter meer dan een kunstdievegge. Zij wil de Rothko niet voor zichzelf, maar laat hem de wereld rondreizen, zodat het publiek hem op doodgewone plekken kan zien hangen. ‘Kunst moet alles en iedereen ontregelen – maar kom niet aan de fetisjen in de musea. Waarom eigenlijk niet? Zijn dat onze nieuwe heiligenbeelden, al die werken van Picasso, Braque, Pollock, Rothko, De Kooning?’ Zoals te verwachten valt, krijgt Jelmer sympathie voor het idee om kunst te “luchten”. Toch kan hij zijn carrière alleen maar redden door Emma’s project te neutraliseren.

Duel is allereerst een spannend verhaal, met twists and turns die je nagelbijtend volgt. De angst voor de staat waarin de gestolen Rothko zich intussen zal bevinden – alles van waarde is immers weerloos – sloeg zelfs over op deze lezer. Ook de dialogen lopen op rolletjes: Zwagerman gaf Jelmer een soort sidekick mee, een restaurator met wie hij prettig (en komisch) van mening kan verschillen. 
Duel gaat finaal over het ambachtelijke in de kunst. Emma’s roofkunst verbergt een grote liefde voor materialen en technieken. En de restaurator merkt op dat je veel hedendaagse kunst eigenlijk niet in ere kan houden: ‘Wat moet het Hollands Museum met de hompen vet van Joseph Beuys beginnen? Dat vet vergaat. Moeten restauratoren dan nieuwe hompen vet gaan bestellen?’ 
Zwagerman is niet mild voor de nieuwe generatie kunstenaars: ‘bedenkers’ in plaats van makers. Zijn voorkeur gaat duidelijk uit naar een meer ambachtelijke schilderkunst, maar dan stelt zich het probleem: hoe die in leven te houden, in plaats van haar te steriliseren in een museumcontext? Emma Duiker geeft een “polemisch” antwoord. En zo blijft Zwagerman dus dicht bij zijn dada’s: kunst en polemiek, alleen dit keer verpakt in fictie.

Joost Zwagerman, Duel.
De Arbeiderspers, 2011, 140 blz., € 15

Geen opmerkingen:

Een reactie posten