dinsdag 13 oktober 2015

Essay // De gamba zonder handen

Dit essay, over de rol van literatuur in de 21ste eeuw en ook een beetje over ethiek, verscheen vorig jaar in nY


Hoe een gamba eten zonder je handen vuil te maken: een handleiding. (1) De gamba draagt twee dekschilden. Scheid het hoofd van de romp door de scherpe punt van een mes tussen de twee schilden te stoten en oefen druk uit om tot spontane onthoofding te komen. Bedek het gambahoofd met dat citroenpartje waarzonder geen enkele vis- of zeevruchtenbereiding compleet is; hierdoor kan de gamba je niet spottend aankijken tijdens de rest van je close eating

Sinds Tony vanuit Milwaukee naar Barcelona is verhuisd, ga ik elke week wel een keer met ’m lunchen. We hebben een voorkeur voor het restaurantje O’Gracia, dat, ondanks de Iers aandoende naam, een Franse keuken met Spaanse accenten serveert. Er hangen bestofte kaders met foto’s van de Eifeltoren in verschillende stadia van constructie. Het is daar dat Tony me vertelt over het korte verhaal waaraan hij werkt, met als titel ‘Grandpa wants an open marriage’. 
Hoewel hij jaren voor een verzekeringsfirma gewerkt heeft, is het Tony’s droom om David Sedaris-achtige bekendheid te verwerven met komische fictie. Ik zie dat niet gauw gebeuren. Wat hij me tot nog toe liet lezen, kon me niet overtuigen. Of doen lachen. Ik ga hem dat niet bekennen. 
Hier ontstaat een kleine draaikolk. 
Omdat ik vrees dat Tony de scepsis in mijn blik zal lezen, maak ik tijdens de samenvatting van zijn verhaal oogcontact met de gamba op mijn bord. Het kost me hoe dan ook enige concentratie om dat beest te eten, aangezien ik dit met mes en vork doe. Ik weet dat de meeste mensen de gamba gewoon oppakken en met beide handen het harnasje ontmantelen, maar ik heb een horreur van dat kleverige gedoe. 
Mijn moeder zei laatst over haar kleinkind dat je alle fruit voor hem moet schillen, want hij wordt erg lastig van plakkerige handen – en ze voegde eraan toe dat hij daarin net als ik was. (Misschien is het typerend voor een criticus: dat hij zijn handen niet vuil wenst te maken en het te verorberen item benadert met chirurgische precisie. Of neurotische aversie, wie zal het zeggen?) Het zou me plezier doen, mocht mijn moeder vroeg of laat eens een positieve gelijkenis kunnen vinden tussen mij en haar kleinkind. Mijn therapeut zegt dat ze dit soort gelijkenissen niet aanwijst om kritiek uit te oefenen, maar om me te blijven betrekken bij de familie waarvan ik enige afstand genomen heb. 
En zo word ik een diepte ingezogen, van gamba naar neefje naar familierelaties. Grandpa wants an open marriage indeed

Handleiding (2). Als je geluk hebt, is de voorste reeks pootjes samen met het hoofd van het rompje losgekomen. Zoniet, heb je iets meer werk voor de boeg. Hoe dan ook zijn er zeker nog een zestal pootjes te verwijderen. De kunst hier is niet zozeer het verwijderen, als wel het voorkomen dat de pootjeszooi vermengd raakt met de rijst, groenten, pasta of whatever waarmee de gamba geserveerd is. Bekijk het als een KinderSurprise-eitje uit de zee: gooi vooral niets van de kleine rommel weg, want je zal zien dat er een belangrijke schroef bij blijkt te zitten. 

Een van de redenen waarom mensen een pen nemen en voor een blad papier gaan zitten, is: proberen orde aan te brengen in de chaos van het denken. Ons denken is niet rechtlijnig. Alles is met elkaar verbonden. We verzeilen in de ene draaikolk, werken ons omhoog uit een andere. Wat begint als een rationele bedenking is aan de finish gekleurd geraakt door bewuste en onbewuste herinneringen en emoties. 
En aangezien het allemaal zo snel gaat, kun je amper nog bepalen of en in welke mate je bent meegesleurd door emotie. Al denkend zitten we onszelf voortdurend op de hielen. Al schrijvend, daarentegen, vertragen we de stroom aan gedachten en wat voordien een wazige vorm was, krijgt langzaamaan focus en contouren. Niettemin blijft wat er wordt uitgedrukt altijd hetzelfde: een mens. Een persoon. 
Wat is de kracht van literatuur in een tijd waarin de grote verhalen verteld worden door de tv? In een wereld die amper nog te shockeren valt, terwijl de literatuurgeschiedenis barst van de boeken die inhoudelijk of stilistisch schokten? Mensen trekken zich ook minder aan van wat in boeken staat, omdat ze weten dat boeken toch geen groot publiek meer bereiken. Gebrek aan tijd of geduld heeft er overigens niets mee te maken. Zeker, de voorbije eeuwen hebben enerzijds turven geproduceerd waar we vandaag met lange tanden aan beginnen. Anderzijds: de volledige reeks Breaking Bad bekijken, kost 2.950 minuten. Zouden die 49 uren niet volstaan om Oorlog en vrede uit te lezen? Het hangt er maar van af waar je je tijd in wil steken. 
Wat kan de roman dan nog wel zijn in de 21ste eeuw? Oek de Jong probeerde die vraag te beantwoorden in het essay Wat alleen de roman kan zeggen (2013), maar kwam helaas niet verder dan: schoonheid. Schrijf zintuiglijk proza, want schoonheid is tijdloos. Als dat waar is, zijn we gezien. Dan is Erwin Mortier de belangrijkste Vlaamse schrijver van de 21ste eeuw so far

Handleiding (3). Dat was het eenvoudige deel van de operatie. Nu moet je met vork en mespunt het gesteven jasje rond des gamba’s middel openwerken. Dit is, zo stel ik me voor, hoe heteromannen een beha te lijf gaan. Opgelet dat het boezeroentje niet scheurt, want dan raak je pas echt achter op schema. Tevens van groot belang is hier mes- en vorkvastheid: het gambaharnas heeft zekere elastische eigenschappen en bij onzorgvuldige behandeling kan het dier gelanceerd raken. 

In de roman S. van J.J. Abrams en Doug Dorst hebben de twee hoofdpersonages elkaar nog nooit in levenden lijve ontmoet. Ze houden contact met boodschappen in de kantlijnen van een bibliotheekboek. ‘Of course I don’t really know you at all’, schrijft het meisje ergens. Daar is haar correspondent het niet mee eens: ‘You know me a little, right? There was a time when people relied on letters to get to know each other.’ Het meisje: ‘Observation: these are not those times.’ De jongen: ‘Of course they are.’
Einde dialoog. Woorden blijven de enige manier om mensen echt te leren kennen. Woorden, of meer bepaald: de woorden van verhalend proza, waaruit de figuur van de schrijver oprijst. Inderdaad, niet het personage maar de schrijver. Lees de verzamelde W.F. Hermans en achteraf herinner je je niet het personage Osewoudt en al die andere fictieve mensen: uit de papierberg die Hermans’ oeuvre is, stijgt één figuur levensgroot op en dat is die van de schrijver. Het is precies zo bij Mulisch, Reve, Brouwers, Geeraerts, Couperus – zowat elk oeuvre is de papieren vermenigvuldiging van zijn schepper. Het oeuvre is een persoon. 
Verhalen vertellen is een bezigheid die tv en film veel beter aankunnen dan romanciers. De roman in de 21ste eeuw is allereerst een ontmoeting met een mens. De schrijver, wat doet hij? Antwoord: 
maanden en maanden schrijven aan een stukje proza dat dan, eenmaal voltooid, mijn adem en mijn hart en mijn alles en mijzelve in mijn blote flikker, zodat ik mij eigenlijk geneer, bevat... (Jeroen Brouwers, Overal stilte. Krekelbosse klaagzangen)

Een lezer die een roman tot zich neemt, maakt in feite kennis met een ander mens. Vandaar dat de waardering van boeken gekleurd wordt, niet door de smaak maar door het temperament van de lezer. Christophe Vekeman zei laatst in een interview dat zijn boeken nooit bestsellers zullen zijn, omdat de schrijver ervan geen allemansvriend is. Ik ben anders dan de meeste mensen, zo zei Vekeman ongeveer, dus zijn mijn boeken evenmin geschikt voor de meeste mensen. 
Ik ben al sinds mijn puberteit een groot fan van Jeroen Brouwers, ook al zie ik best de herhalingen binnen en de beperkingen van zijn oeuvre. Maar ik hou van de man die in al die boeken aan het woord is. Brouwers appelleert aan mensen die het uiterste vergen: hij wil schoonheid zonder vlek, engagement zonder bijbedoelingen. Als hij kwaad is, is hij meteen witheet. Voelt hij zich hopeloos, dan galmt er een lamento door de bladzijden. Ik ken mensen die hem juist daarom niet te pruimen vinden. Mensen die bij dat compromisloze hun schouders ophalen en denken: als het schrijven je zo slecht afgaat, ga dan wat anders doen, zeurpiet. 

Handleiding (4). Er ligt nu meer afval op je bord dan op de gemiddelde Brusselse straathoek, dus het wordt tijd om eens iets in je mond te stoppen. Zet de vork in het gambalijf en snijd met het mes de staart af. Dit zal onvermijdelijk gepaard gaan met vleesverlies, m.n. van het vlees dat onder het staartpantser zit. Je kunt dit vermijden door de staart tussen duim en wijsvinger te nemen en het hele eetbare deel uit het staartpantser te zuigen – maar als je dat van plan was, had je alle vorige stappen kunnen overslaan en meteen je gezicht in je bord kunnen leggen. Ik bedoel maar. 

Andersom zijn er auteurs met wie ik geen voeling heb, omdat ze zo lauw zijn. Normaal, doorsnee, functioneel, ik noem maar geen namen. Dan heb ik liever Vekeman, wiens personages gewoonlijk ongeleide projectielen zijn. Totaal in de greep van hun faal- en andere angsten, totaal in zichzelf opgesloten, zodat ze vroeg of laat de werkelijkheid niet meer helder voor ogen zien. 
Maar de karaktertrekken die een schrijver groot maken, kunnen hem tegelijk neutraliseren als denker. Ik herinner me een Vlaamse schrijver die Leuven een ‘politiestaat’ noemde, omwille van de ijver waarmee men daar parkeerboetes uitschrijft. Zulke onzin diskwalificeert iemand als denker, maar daarom nog niet als schrijver. Wat ik wil zeggen: het wereldbeeld van schrijvers, dat kan nog serieus tegenvallen. Wie romans leest voor het wereldbeeld dat erin wordt verwoord, is looking for love in all the wrong places. Romans zijn veel meer dan opiniestukken. Het zijn ontmoetingen met mensen. Niet alleen gedachten, maar hele denkwerelden. Weliswaar toont de tv zich beter in het vertellen van verhalen, televisiefictie is altijd groepswerk en zal nooit voelen als een ontmoeting met de persoonlijke denkwereld van één kunstenaar. In een boek is die persoonlijkheid overal. In de stijl, in het raffinement of het gebrek daaraan in de constructie... 

Handleiding (5). Een laatste tip voor de liefhebbers van handenvrij gamba-eten: zorg ervoor dat, terwijl je de procedure doorloopt, je gesprekspartner aan een lange anekdote bezig is, c.q. dat je hem/haar in de ban houdt met een eigen anekdote. Het is belangrijk de aandacht af te leiden van je bord. Mensen zijn tegenwoordig zo snel met dat label “neuroticus”. En smetvrees bestaat net zomin als ADHD. 

IJver ik nu voor meer personencultus in het boekenvak? Meer interviews? Meer aandacht voor de vent achter de vorm? Nee! in ’s hemelsnaam, nee: een interview is een hopeloos inadequate manier om een mens te leren kennen! Het geeft ons hoogstens een fragment, of een gecorrigeerd beeld van de schrijver. De boeken zijn veel eerlijker, veel complexer ook. In de praktijk denk ik dat het goed zou zijn om minder te focussen op individuele titels en meer op oeuvres. 
Wat is er eigenlijk gebeurd met die mooie Bzzlletin-traditie om themanummers rond schrijvers te creëren? Nummers waarin één schrijver wordt belicht door verschillende collega’s en specialisten, vanuit verschillende invalshoeken: dat is pas een benadering die schrijvers eer aan doet. Eén enkele roman bespreken, is eigenlijk de zoveelste variant op ‘de waan van de dag’. 
Ik zou een ethisch leven definiëren als het absolute tegendeel van solipsisme: openstaan voor ontmoetingen met anderen. Nee, dat is niet eenvoudig. Voornamelijk in je eigen hoofd leven kan heel knus zijn. Maar het leven is boeiender als open huwelijk. Anderen proberen te begrijpen, en daardoor ook meer inzicht krijgen in jezelf: dat is de uitdaging. En er is geen betere manier om iemand te ontmoeten dan door zijn fantasieën, zijn lineair geordende gedachten, zijn proza. 
Zou dat de komende jaren geen bruikbare unique selling proposition kunnen zijn voor de literatuur?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten