vrijdag 13 mei 2016

Recensie // Middenstanderssoap of parodie?

De idioot en de tederheid, de derde roman van Yannick Dangre, telt vijf delen, elk genoemd naar klassiekers uit de wereldliteratuur: Tender is the night, Oorlog en vrede, De vreemdeling, Tropic of cancer en uiteraard De idioot. Klinkt hoogdravend. Per slot van rekening beschrijft Yannick Dangre in zijn derde roman enkel het wel en wee van een doordeweeks gezin uit Utrecht: eerst hebben de ouders een kruidenierswinkel, later namen twee broers een fietsenwinkel over. 
Dit middenstandersgezin wordt geregeerd door de vader: een impulsieve, overspelige rotzak met losse handjes, die zelfs na zijn vertrek nog stokken in de wielen blijft teken. Dat is erg, maar het blijft overdreven om daar dergelijke titels op te kleven. Tolstojs klassieker gaat wel over ietsje méér dan een rottig huwelijk. En je hoeft er echt niet Henry Miller bij te slepen, enkel en alleen omdat één van je nevenpersonages kanker krijgt. 
De titels zijn echter niet Dangres verantwoordelijkheid. Het verhaal wordt verteld door Tristan, een jonge telg van de familie die recent debuteerde. Tristan verklaart in een inleiding dat hij ‘altijd mordicus [heeft] geweigerd over mijn familie te schrijven’. Als hij dat nu toch doet, ‘dan zal ik mijn eigen schrijverschap moeten verraden’. Voor zover je andermans schrijverschap kunt verraden. 
Tristan neemt de pen ter hand op vraag van zijn oom Arthur. Die heeft niet alleen een appeltje te schillen met de pater familias, maar ook met zijn broer Frank, zijn vennoot in de fietsenwinkel: uit de inleiding valt op te maken dat die hem zwaar heeft bedrogen. 

De idioot en de tederheid zou een tussendoortje kunnen zijn. Een familiegeschiedenis die de auteur graag uit zijn systeem wou hebben, alvorens door te gaan met zijn echte werk. Maar er is geen reden om aan te nemen dat Dangre hier zijn eigen familie beschrijft. En dan snap ik het niet meer. Als dit banale materiaal zich niet vanzelf aandiende, waarom zou je dan de moeite nemen het te verzinnen – laat staan het op te schrijven? 
Neemt Dangre met dit boek het hele genre van de autobiografische familieroman op de korrel? Vandaar dat pompeuze kader, en het ridiculiseren van de vertelinstantie? Het is ook een verklaring (en deels een excuus) voor de hoge concentratie clichés, zowel in het verhaal als in de stijl. Komt er een jong meisje langs, dan heeft ze ‘een veegje paarse lippenstift’ op een voortand. Komt er een politieman aan de deur om een overlijden te melden, dan stuurt de moeder haar kind naar boven – en luistert dat kind mee van op de trap. Gaat iemand studeren in Parijs, dan is er één schilderij in één museum waar hij/zij telkens naar terugkeert. Herinneringen worden ingeluid met ‘Ik denk nog vaak aan...’, of overlappen in het geheugen, zodat ze ‘één enkele, compacte herinnering’ vormen, want dat klinkt zo diepzinnig en Proustiaans, terwijl het een morsdood cliché betreft. 

Wat nu als Dangre dit boek wèl serieus bedoelde? Wat hebben we dan in handen? Een soap. Je zou denken dat dik driehonderd bladzijden volstaan om een verhaal ietwat uit te diepen, maar Dangre doet het niet. Hij verbreedt alleen maar, door informatie te verstrekken aan secundaire personages als de zus, Arthurs vriendin en zelfs de moeder van Arthurs zus... Meer personages, meer ellende: behalve het gedoe met de vader en broer Frank, krijgen we ook nog leukemie op ons bord, plus een hartaanval, toestanden met bloedplaatjes en een depressie. De som van een groot aantallen nullen blijft echter altijd en onwrikbaar 0. 
Aan het begin van De idioot en de tederheid staat deze zin, van Tristan: ‘Af en toe betrap ik me op de gedachte dat hij het liever zelf allemaal had opgeschreven.’ Ik had ‘m eerst aangestreept omdat hij zo belachelijk is – hoe vaak kun je jezelf betrappen op dezelfde gedachte? – maar misschien is het een wenk van de auteur: het is van belang dat de hoofdpersoon iemand anders nodig heeft om hem woorden te geven. 
Arthur is een zwakkeling. Het bedrog van zijn broer wordt nooit echt uitgelegd, maar je zou perfect kunnen argumenteren dat Arthur gewoon de rekening gepresenteerd krijgt voor een leven lang wegkijken: van de pijn in zijn familie, van de noodzaak om zijn vader het hoofd te bieden, van elke verantwoordelijkheid. Dat hij aan het einde niet eens in staat is zijn eigen verhaal te vertellen, is tekenend. En hij is niet het enige personage dat wegkijkt. Ook Arthurs moeder en zus laten zich iets te makkelijk klemzetten in een slachtofferrol, daarmee niet alleen hun eigen maar ook andermans geluk opofferend. 
Ergens in deze soap vol ziekte en familiaal gehannes zit een emotionele uppercut verborgen: De idioot en de tederheid hàd onze Stoner kunnen worden, de herontdekte roman over een goede man die zich niet weet te verzetten tegen de kleinzieligheid van de mensen om hem heen. John Williams’ roman is onvergetelijk, een langzaam aangedraaide bankschroef. Dangre verliest zich in nevenpersonages en een onverzorgde stijl. Parodie of niet, dit boek is een vuurwerk van gemiste kansen. 

Yannick Dangre, De idioot en de tederheid. De Bezige Bij, 318 blz., € 19,90. Deze recensie schreef ik op vraag van De Standaard.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten