woensdag 31 augustus 2016

Jef Geeraerts, 'voor intellectuelen van standing' (1/2)

Het was, toen deze tekst in Staalkaart verscheen, net een jaar geleden dat Jef Geeraerts overleed. Daarom las en herlas ik enkele van zijn boeken en maakte ik notities rondom de vraag: wat had Geeraerts toch met Claude Chabrol? 

1 
Op 11 mei 2015 overleed Jef Geeraerts. Hij werd met respect uitgewuifd. De necrologieën noemden uiteraard zijn Gangreen-cyclus, waarvan vooral de eerste twee boeken (Black Venus en De goede moordenaar, uit respectievelijk 1967 en 1972) beroemd en berucht zijn gebleven door hun overdaad aan seks en geweld. Geeraerts werd ook de stamvader van de Vlaamse misdaadroman genoemd. Er was even een opstootje, toen Bambi Ceuppens, senior researcher aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Geeraerts’ visie op Kongo allerminst origineel en ‘het product van zijn tijd’ noemde – maar niemand ging echt in op die kritiek, Kongo is een potje dat we liever gedekt houden (pun intended), en het relletje werd in de kiem gesmoord. 
Het artikel dat mij het langste bijbleef, werd geschreven door Sam De Graeve, creatief directeur bij Woestijnvis. Hij was bevriend met Geeraerts, en schetste in De Standaard diens karakter aan de hand van een paar anekdotes. Een fragment: 
Je was vaak erg stellig in die gesprekken, erg absoluut in je overtuigingen. En altijd eindigden ze met een stevig vastnemen van schouders en een uitspraak als ‘Be strong!’ of iets soortgelijks. Je vertrouwde mensen niet makkelijk, maar als je ze in vertrouwen nam, was de intensiteit van de vriendschap groot en voelde je je bevoorrecht. Al voelde ik ook dat je niet begreep hoe ik zo slordig kon zijn dat ik niet had kunnen voorkomen dat mijn tweejarige dochter een kinderprogramma had opgenomen over de prachtfilm Les noces rouges van Claude Chabrol, een film waarvan je beweerde dat hij een sleutel tot je oeuvre was en waarvan je me dus je enige kopie had uitgeleend. Want je hield wel van poesjes, maar als het over kinderen ging, werd je wat onwennig en ongemakkelijk.

Die verwijzing naar Claude Chabrol is een vreemd detail. Nergens anders vond ik daar iets van terug. Wat was er in vredesnaam zo interessant aan Les noces rouges dat die film uit 1973 een ‘sleutel’ voor een heel oeuvre kon zijn? 

2 
Les noces rouges is, zoals dat hoort in Franse films, een radiografie van de bourgeoisie en vooral van haar frivoliteit. Het is, eveneens zoals dat hoort in Franse films, een verhaal van overspel. Lucienne, de verveelde echtgenote van een provinciale politicus, valt in de armen van diens naaste medewerker, Pierre. Die is getrouwd met een voortdurend bedlegerige vrouw. Het woord ‘depressie’ wordt niet één keer gebruikt, maar het is duidelijk dat Pierres vrouw psychisch lijdt. Niet erg lang, gelukkig voor haar, want Pierre verliest zijn geduld en geeft zijn vrouw een overdosis van haar medicijn. 
Lucienne en Pierre hebben het nu gemakkelijker om elkaar te ontmoeten – totdat Luciennes echtgenoot Paul lont begint te ruiken. Paul roept zijn vrouw en Pierre bij zich en kondigt aan dat hij het allemaal prima vindt, zolang zíj de schone schijn maar ophoudt en híj netjes meestemt met Pauls dubieuze bouwproject. Dit cynisme stuit de minnaars tegen de borst. Lucienne en Pierre laten Paul verdwijnen en proberen het te maskeren als een auto-ongeluk. Dat lijkt prima te lukken, totdat Luciennes superbrave dochtertje een initiatief neemt. Ze vreest dat haar mama verdacht zal worden van moord als de mensen te weten komen dat ze een affaire heeft met Pierre. Daarom stuurt de dochter een netjes handgeschreven brief naar de politie, om hen op de hoogte te brengen van de affaire, en eraan toe te voegen dat mamalief echt niets met Pauls dood te maken had. 
De politie ruikt onraad, brengt het hitsige koppel een bezoek en voor je het weet hebben ze al bekentenissen afgelegd. 

3 
Volgens mijn filmencyclopedie werd Chabrol in deze periode sterk beïnvloed door Hitchcock, maar Les noces rouges deed mij eerder denken aan Geeraerts’ politieromans over het inspecteursduo Vincke en Verstuyft. Ook daarin hebben misdaden de ergerlijke neiging zichzelf op te lossen; Vincke en Verstuyft hoeven alleen maar een beetje in de buurt te blijven rondhangen, en ten slotte valt alles in de plooi. 
Dat heeft veel te maken met Geeraerts’ insteek voor die politieromans. Hij is ontzettend gefocust op realisme. In welke auto rijdt een inspecteur van de gerechtelijke politie? Welke nummering draagt een dossier van de rijkswacht? Welk type dienstwapen dragen de Belgische zekerheidsdiensten? Geeraerts wist het allemaal en liet dat graag merken. Die overdaad aan details wreekt zich, omdat het allemaal zo gauw gedateerd raakt – niet alleen de procedures, maar ook de misdadigers. Zo handelt Double-face (1990) over een Amerikaanse seriemoordenaar. Diens psychologische profiel wordt beschreven alsof het om een totaal nieuw type misdadiger gaat. Anno 2016 is de jacht op een seriemoordenaar een cliché op zich geworden. Een gelijkaardig probleem in Het Rashomon-complex (1992), waarin een uitzonderlijke makke intrige wordt dichtgetimmerd met ontilbare hoeveelheden informatie over Opus Dei. De voornaamste tegenstander krijgt aan het einde, heel gerieflijk, een hartaanval. 
Behalve de genoemde twee titels heb ik laatst ook nog De trap (1984), Geeraerts eerste ‘Vincke en Verstuyft’-roman gelezen. Het zijn niet bepaald werken met eeuwigheidswaarde, met veel onbedoeld grappige passages. Vooral de figuur van commissaris Vincke is gênant. Geeraerts probeert hem te portretteren als een uitermate verfijnd persoon, die iets afweet van klassieke muziek, lekker eten en goede wijn, en die zich thuis ontspant in de sauna, of rondloopt in een djellaba of in Japanse klederdracht. Behalve dat het allemaal erg pedant overkomt: ook lifestyle-modes hebben een versheidsdatum. Overigens lezen we in Het Rashomon-complex opeens: 
Hij [d.i. Vincke] maakte met Marcus [d.i. zijn hond] een lange wandeling door de bossen, wat hem enigszins kalmeerde. Daarna dronk hij twee whisky’s sour en keek op de video naar een film van Claude Chabrol, wat hem in diepe weemoed onderdompelde.

Daar is die ‘sleutel’ weer! 

(Morgen de tweede helft van dit artikel.)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten