Hoe is Guido van Heulendonks faam eigenlijk zo verslenst geraakt? Een nieuwe roman legt zowel zijn beperkingen als zijn kunnen bloot.
Eventjes, in de tweede helft van de jaren ’90, was Guido van Heulendonk een grote naam. Voor de roman Paarden zijn ook varkens kreeg hij in 1996 de Gouden Uil (tegenwoordig: Fintro Literatuurprijs). Opvolgers Aimez-vous les moules (1998) en Buiten de wereld (2000) voelden ook nog de warmte van de spotlights, maar daarna was het uit. De romans die Van Heulendonk publiceerde in de nieuwe eeuw vonden weinig weerklank. De recensies bleven beleefd tot lovend, maar op shortlists stond hij niet meer en de verkoop, ach ja, wat is verkoop in tijden waarin de gemiddelde roman evenveel exemplaren verkoopt als tien jaar geleden een dichtbundel?
Hoe dit te verklaren? Werd Van Heulendonk onder de voet gelopen door jonger talent (Verhulst, Mortier, Verbeke, Vekeman...) of was hij toch te licht bevonden?
In Niemand uit België, zijn nieuwe roman, leven we mee met een bijna-gepensioneerde, slechts aangeduid met zijn familienaam, Blancke. Samen met zijn nieuwe vriendin Cynthia steekt hij het Kanaal over. Het is december 2014, UKIP is het onderwerp van de dag, maar Blanckes aandacht is elders. Hij moet naar Hastings, voor een feest waar hij torenhoog tegenop ziet: het huwelijk van zijn dochter.
De relatie met Fleur is al jaren onderkoeld. Ze heeft niet volledig gebroken met haar ouders, maar ze houdt Blancke en Marie-Claire toch op flinke afstand. De officiële uitnodiging voor het huwelijksfeest was het eerste dat Blancke hoorde over Fleurs trouwplannen. En tegen het weerzien met Marie-Claire, zijn dominante, veel succesrijkere ex, ziet hij nog meer op.
De vraag waarom Fleur haar ouders zo behandelt, durft Blancke haar niet te stellen. Dus scharrelt hij aan de kantlijn. Hij rijdt lang het huis van zijn dochters toekomstige schoonvader. Hij komt te weten dat zij met hem wèl een goede band heeft. Intussen malen in zijn hoofd de herinneringen aan zijn gestrande huwelijk en aan de manier waarop zijn relatie met Marie-Claire indertijd begon.
In recensies wordt Van Heulendonks werk zorgvuldig gecomponeerd genoemd. Op dat vlak vond ik Niemand uit België niet altijd overtuigend. Een voorbeeldje. Het boek start met een flashback naar het allereerste examen dat Blancke ooit aflegde aan de universiteit. Hij moest er de Slag bij Hastings beschrijven en werd met een ‘u heeft dat zeer goed begrepen’ naar buiten gestuurd. Het cijfer stemde hem dan ook voor raadsels: slechts een negen-plus... op twintig. Er is duidelijk toch iets wat Blancke niet gesnapt heeft. Op dit punt laat Van Heulendonk de anekdote los. In de loop van de roman verwijst hij er nog enkele keren naar en helemaal aan het einde, op bladzijde 195, wordt de betekenis van de anekdote uitgeklaard.
Is dat zorgvuldig componeerwerk? Of gewoon voorspelbaar? Ik zat er alleszins op te wachten.
Gelukkig zijn er ook subtieler voorbeelden. Eveneens aan de universiteit hoorde Blancke een college over T.S. Coleridge en diens ‘Ballade van de oude zeeman’. Daarin wordt verhaald hoe een zeeman toegeeft aan de aanvechting om een albatros die zijn schip hardnekkig blijft volgen, dood te schieten. Het schip wordt getroffen door ‘tegenslag en rampspoed’, de bijgelovige bemanning dwingt de albatrosdoder het lijk van de vogel ‘als een molensteen om de nek te dragen’, niettemin wordt het ‘een dodentrip’.
Met die vaagheid kun je alle kanten uit, en natuurlijk grijpt Van Heulendonk de gelegenheid aan om Blanckes psychologie bloot te leggen. Blancke ziet in Coleridges gedicht een verhaal van ‘jammerlijke jaloezie, frustratie om de onbeholpenheid, gebrek aan eigen talent’. De albatros, een ‘hemelprins’, confronteerde de zeeman al te zeer met zijn beperkingen, meent Blancke.
In Blanckes leven was collega-student Zeger Boon de albatros. Zelfverzekerd, geëngageerd en met een prachtige vriendin aan de arm: Marie-Claire. Maar Marie-Claire verkoos Zegers vriend Blancke en die liet zich verleiden. Hun relatie begon achter de rug van Zeger. Dit verraad, geboren uit jaloezie, hangt Blancke zijn leven lang ‘als een molensteen’ om te hals.
Blancke is, in Van Heulendonks woorden, een ‘slappe lul’. Hij mag dan wel directeur zijn van een cultureel iets, een erfgoedstichting of zoiets, maar hij blijft een nobody, de ‘niemand uit België’ uit de titel. Van dat type zijn er eigenlijk al veel te veel in de Vlaamse literatuur, maar dat maakt hem niet minder aandoenlijk. Zijn goede bedoelingen wegen niet op tegen zijn fundamentele beperkingen en vooral: zijn onvermogen om die beperkingen te aanvaarden.
Ook typisch voor de gemiddelde Vlaamse roman: de auteur tracht de triviale familiale toestanden op een hoger niveau te tillen, door ze te koppelen aan geschiedenis en/of politiek. Marie-Claire, Blanckes ex, sleepte hem en de kleine Fleur altijd mee naar beroemde slagvelden. De locatie van Fleurs huwelijk, Hastings, past mooi in het rijtje. Je kunt je afvragen wat al dat verlate ramptoerisme hen leerde. Blancke ziet in dat de concrete plaatsen (zij het de slagvelden, of de huizen waarin de schoonfamilie woont) weinig te melden hebben en slechts meer vragen oproepen. De geschiedenis wordt er niet duidelijker van. Het blijft allemaal ongrijpbaar. Wat is precies de Engelse cultuur die UKIP wil verdedigen? ‘Wil Führer Farage terug naar het Engeland van vóór 1066 (het jaar van de slag bij Hastings, M.C.)? Een krabbenmand van twistzieke, moordzuchtige Angelsaksen en Denen, met een bloeiende slavenhandel als economische pijler van noord tot zuid?’ En ook op privé-niveau valt de geschiedenis amper te reconstrueren. Blanckes huwelijk, de niet-relatie met zijn dochter: het is niet meer dan een verhaal van botsende temperamenten en niet-begrepen persoonlijke motivaties.
En dat is alles. Een stilistische nette roman, bevolkt met personages die je al kende (maar die toch menselijk blijven), geconstrueerd volgens technieken die je ook al kende (maar het is wel goed gedaan). Waar het verhaal het laat afweten, houdt de auteur je aandacht vast met historische weetjes, alsof hij wèl zijn beperkingen kent. Ik heb er een kleine drie uur genoegen aan beleefd. Het klinkt niet als een compliment, ik weet het, maar: aan Van Heulendonk zul je je geen buil vallen.
Guido van Heulendonk, Niemand uit België.
De Arbeiderspers, 207 blz., € 21,50
Deze recensie schreef ik voor De Standaard.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten