woensdag 9 november 2016

Recensie // Een tent in je lichaam

In David Nolens’ vijfde roman, De waan van Cotard, staat zowel de identiteit als de roman onder druk.

Jean lijdt aan het syndroom van J. Cotard, dat wil zeggen dat hij denkt dat hij dood is. Zijn vriendin Anna wordt achtervolgd door de foetus die ze heeft laten aborteren. En Jack, een gemeenschappelijke vriend van Jean en Anna, wordt verliefd op Nassima, een transseksuele patiënte uit de ontwenningskliniek waar hij werkt.
David Nolens is geen schrijver maar een denker; de poppetjes die hij in De waan van Cotard gebruikt om zijn thema’s aan te snijden, doen er niet toe. Dat schrijft hij zelf: ‘Een roman — als de tussen twee kaften kunstmatige vulling van op elkaar gestapelde en aan elkaar geregen, plaatsgebonden anekdotes die als een paternoster de tijd ritmeren en van betekenis voorzien — zullen zij (de drie personages, red.) nooit worden.’
Is dit een afwijzen van de romanvorm, of de frustratie van een auteur die maar niet zijn draai vindt in het genre dat hij wenst te beoefenen? De waan van Cotard is het verhaal van een identiteitscrisis, maar daar doorheen schemert het verslag van een schrijverscrisis. Veel overkomt er Jean, Anna en Jack inderdaad niet. Jean doorleeft een psychose. Zowel Anna als Jack realiseert zich dat de mensen op wie zij verliefd zijn ‘thuislozen’ zijn: mensen die in de eerste plaats een thuis zoeken, en wie die thuis met hen deelt, heeft minder belang. Rond deze ijskoude waarheid moeten zij hun relaties opnieuw zien op te bouwen.
Jeans proces van zelfverlies begint na een Facebookbericht. Nolens’ kritiek op de sociale netwerken snijdt hout. De op het internet rondzwermende foto’s van Jean, zegt hij, hebben hem ‘geobjectiveerd, zoals een lijk een dood spoor is van eens een leven’. De netwerken vormen ‘een enorme cultus van het ik’. Maar wat is ‘het ik’? Een lichaam of de geest? En in welke verhouding staan zij?
Jean kan opeens niet meer leven met ‘het lichaam waarin het eigen “ik” als een tent wordt opgezet’. Nassima ‘hoort bij’ deze thematiek: de transseksueel voelt immers een disconnect tussen lichaam en geest. 
Geleidelijk komen we ook enkele dingen over Jeans jeugd te weten. Nolens zorgt ervoor dat die aansluiten bij de thematiek, maar geen echte verklaringen voor zijn crisis aandragen: zo verrijkt hij de thematiek van zijn boek én deelt een sneer uit naar de romantechniek van de alles verklarende flashback. Dat kan ik me overigens helemaal bij aansluiten: die zogenaamde "sleutelflashback" zijn de oudste truc in het boek en worden zwaar overschat.
In een Nassima-hoofdstuk stelt Nolens onverwacht dat elke verslaafde een controlefreak is. De verslaafde wil niet de slaaf zijn van zijn of haar gevoelens; die moeten chemisch gestuurd kunnen worden. Zo wordt verslaving gedefinieerd als een gevecht tegen zelfverlies en uiteindelijk, de dood. Dat soort achteloze, interessante terzijdes bewijzen voor mij dat De waan van Cotard het werk is van een intelligent man — maar een genoegen zal het lezen van Nolens’ werk nooit worden. Daarvoor is het te doordesemd van neerslachtigheid en frustratie met de romanvorm.
Ik kan Nolens In de donkere kamer van Susan Faludi aanbevelen: literaire non-fictie (d.w.z. feiten in romanvorm) over een transseksuele vader, waarin al Nolens’ identiteitskwesties worden aangesneden, plus de politieke dimensies daarvan. Het kan dus wel, diepgang mengen met klassieke romantechnieken.

David Nolens, De waan van Cotard.
De Bezige Bij, 173 blz., € 17,99 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten