De grote onleesbare wil iets doen aan het belabberde imago van Hendrik Conscience, met zestien artikels over zijn werk en betekenis.
Er heeft geen haan gekraaid naar de recente publicatie van De grote onleesbare. Hendrik Conscience herdacht. Natuurlijk, Conscience is een vergeten grootheid. Als hij tegenwoordig wordt genoemd, is dat om hem met de grond gelijk te maken. Maar toch. Achttien Vlaamse en Nederlandse academici hebben hun best gedaan om originele, toegankelijke teksten te schrijven. Dit lijvige boek beschouwt zowat alle facetten van ’s mans talent, zijn literaire en politieke betekenis, en meer.
De dialoog met Hendrik Conscience (1812-1883) is verbroken, argumenteren redacteuren Kris Humbeeck en Kevin Absilis in hun inleiding. Dat die dialoog er wel degelijk wàs, bewijzen ze aan de hand van Conscience-bewonderaars als Ernest Claes en Gerard Walschap – maar ook een minder voor de hand liggende schrijver als Maurice Gilliams had respect voor de peetvader van de Vlaamse literatuur. En al waren ze uitermate kritisch voor hem, Boon en Claus lazen Conscience tenminste nog.
De man die zijn volk leerde lezen (‘de meest succesvolle catch phrase uit de Vlaamse literatuur’, aldus Humbeeck en Absillis) had wel vaker onverwachte bewonderaars. In het artikel van Christian Berg gaat het over ‘s mans eerste biograaf, de schrijver Georges Eekhoud, vandaag nog bekend dankzij Escal-Vigor (1899), de eerste moderne roman waarin homoseksualiteit onverbloemd en positief werd beschreven. Eekhoud, nochtans een groot bewonderaar van Zola en de realisten, was dól op de ‘intensité de sentiment’ die hij bij Conscience vond.
Vandaag lijkt er een eind te zijn gekomen aan ‘de kritische dialoog van Vlaamse schrijvers en kunstenaars met de man die zijn volk leerde lezen’. Humbeeck en Absillis sparen hun gif bepaald niet, in de pagina’s over Tom Lanoyes ‘hallucinant ongenuanceerde oordeel over De Leeuw van Vlaenderen’ of Erwin Mortiers poging om Conscience politiek te recupereren. Hun oordeel: ‘Il faut quand même rester sérieux.’
Enkele stukken in De grote onleesbare zijn zuiver feitelijk: een beschrijving van het Conscience-eeuwfeest in 1912, een artikel over de vele vertalingen van zijn werk, een ander over verfilmingen. Daarnaast worden details uitgespit: de manier waarop hij zijn personages beschrijft, de rol van alcohol(misbruik) in de romans, enzovoort. Het interessantste zijn de artikels over minder bekende titels – we moeten het toch niet àltijd over De Leeuw hebben? – zoals het operalibretto De dichter en zijn droombeeld, de roman Batavia (1858) waarmee hij de Nederlandse markt wou openbreken en het tweeluik De oom/De schat van Felix Roobeek (1877-1878). In die late romans breekt Conscience met verschillende codes van de sentimentele roman. De zwart-witte personages krijgen ongemakkelijk stemmende grijstinten, bijvoorbeeld. Het happy-end is bitterzoet en meer een verplicht nummertje, want de rest van het diptiek bevat kritiek op speculanten en fabriekseigenaren.
Paul Pelckmans, schrijver van het Roobeek-artikel, vindt dat ‘zelfs Consciences historische romans’ minder wereldvreemd zijn dan ze lijken: ‘op een sluikse manier’ gaan ze in op de politieke debatten van hun tijd. Dat wordt overduidelijk in een analyse van de ‘door en door politieke roman’ De Kerels van Vlaanderen (1871). In plaats van dat boek weg te zetten als een nationalistische fantasie, leest Kris Humbeeck het als een allegorie voor de gespannen verhoudingen tussen de gemeenschappen in België, en een ‘dubbele waarschuwing’: één aan het Belgische establishment om de taalrechten van de Vlamingen te eerbiedigen, zoals de grondwet dat ook eiste, en één aan de Vlamingen, om niet te kiezen voor een opstand.
Er heeft geen haan gekraaid naar de recente publicatie van De grote onleesbare. Hendrik Conscience herdacht. Natuurlijk, Conscience is een vergeten grootheid. Als hij tegenwoordig wordt genoemd, is dat om hem met de grond gelijk te maken. Maar toch. Achttien Vlaamse en Nederlandse academici hebben hun best gedaan om originele, toegankelijke teksten te schrijven. Dit lijvige boek beschouwt zowat alle facetten van ’s mans talent, zijn literaire en politieke betekenis, en meer.
De dialoog met Hendrik Conscience (1812-1883) is verbroken, argumenteren redacteuren Kris Humbeeck en Kevin Absilis in hun inleiding. Dat die dialoog er wel degelijk wàs, bewijzen ze aan de hand van Conscience-bewonderaars als Ernest Claes en Gerard Walschap – maar ook een minder voor de hand liggende schrijver als Maurice Gilliams had respect voor de peetvader van de Vlaamse literatuur. En al waren ze uitermate kritisch voor hem, Boon en Claus lazen Conscience tenminste nog.
De man die zijn volk leerde lezen (‘de meest succesvolle catch phrase uit de Vlaamse literatuur’, aldus Humbeeck en Absillis) had wel vaker onverwachte bewonderaars. In het artikel van Christian Berg gaat het over ‘s mans eerste biograaf, de schrijver Georges Eekhoud, vandaag nog bekend dankzij Escal-Vigor (1899), de eerste moderne roman waarin homoseksualiteit onverbloemd en positief werd beschreven. Eekhoud, nochtans een groot bewonderaar van Zola en de realisten, was dól op de ‘intensité de sentiment’ die hij bij Conscience vond.
Vandaag lijkt er een eind te zijn gekomen aan ‘de kritische dialoog van Vlaamse schrijvers en kunstenaars met de man die zijn volk leerde lezen’. Humbeeck en Absillis sparen hun gif bepaald niet, in de pagina’s over Tom Lanoyes ‘hallucinant ongenuanceerde oordeel over De Leeuw van Vlaenderen’ of Erwin Mortiers poging om Conscience politiek te recupereren. Hun oordeel: ‘Il faut quand même rester sérieux.’
Enkele stukken in De grote onleesbare zijn zuiver feitelijk: een beschrijving van het Conscience-eeuwfeest in 1912, een artikel over de vele vertalingen van zijn werk, een ander over verfilmingen. Daarnaast worden details uitgespit: de manier waarop hij zijn personages beschrijft, de rol van alcohol(misbruik) in de romans, enzovoort. Het interessantste zijn de artikels over minder bekende titels – we moeten het toch niet àltijd over De Leeuw hebben? – zoals het operalibretto De dichter en zijn droombeeld, de roman Batavia (1858) waarmee hij de Nederlandse markt wou openbreken en het tweeluik De oom/De schat van Felix Roobeek (1877-1878). In die late romans breekt Conscience met verschillende codes van de sentimentele roman. De zwart-witte personages krijgen ongemakkelijk stemmende grijstinten, bijvoorbeeld. Het happy-end is bitterzoet en meer een verplicht nummertje, want de rest van het diptiek bevat kritiek op speculanten en fabriekseigenaren.
Paul Pelckmans, schrijver van het Roobeek-artikel, vindt dat ‘zelfs Consciences historische romans’ minder wereldvreemd zijn dan ze lijken: ‘op een sluikse manier’ gaan ze in op de politieke debatten van hun tijd. Dat wordt overduidelijk in een analyse van de ‘door en door politieke roman’ De Kerels van Vlaanderen (1871). In plaats van dat boek weg te zetten als een nationalistische fantasie, leest Kris Humbeeck het als een allegorie voor de gespannen verhoudingen tussen de gemeenschappen in België, en een ‘dubbele waarschuwing’: één aan het Belgische establishment om de taalrechten van de Vlamingen te eerbiedigen, zoals de grondwet dat ook eiste, en één aan de Vlamingen, om niet te kiezen voor een opstand.
De ontwikkeling en emancipatie van zijn volk stonden bij deze schrijver voorop, maar het mocht allemaal niet te snel gaan. De Vlaming doen vooruitgaan zonder van zichzelf, de anderen en de natuur te vervreemden, dat was (...) Consciences politieke programma.
Omwille van de ontwikkeling van het Vlaamse volk, was de Belgische staat nodig: de auteur was dus noch flamingant, noch belgicist.
Over Conscience schrijven is altijd over politiek schrijven, en dat gebeurt in dit boek met veel zorg. Zo blijkt die flauwe ondertitel toch nog te kloppen: het gaat hier inderdaad om een her-denking van de hele Conscience. En een uitnodiging tot reactie.
Overigens bevat het boek ook een primeurtje: ‘bij het ter perse gaan’ ervan werd bekend dat Johan Vanhecke, biograaf van Johan Daisne, het werk van de overleden Conscience-biograaf Karel Wauters zal voortzetten. Ondankbaarder werk bestaat er allicht niet. Toch goed dat iemand het doet.
Over Conscience schrijven is altijd over politiek schrijven, en dat gebeurt in dit boek met veel zorg. Zo blijkt die flauwe ondertitel toch nog te kloppen: het gaat hier inderdaad om een her-denking van de hele Conscience. En een uitnodiging tot reactie.
Overigens bevat het boek ook een primeurtje: ‘bij het ter perse gaan’ ervan werd bekend dat Johan Vanhecke, biograaf van Johan Daisne, het werk van de overleden Conscience-biograaf Karel Wauters zal voortzetten. Ondankbaarder werk bestaat er allicht niet. Toch goed dat iemand het doet.
Kris Humbeeck, Kevin Absillis en Janneke Weijermans (red.),
De grote onleesbare. Hendrik Conscience herdacht.
Academia Press, 560 blz., € 39,99

Geen opmerkingen:
Een reactie posten