vrijdag 13 oktober 2017

Recensie // Het fakking gedoe

Hoe voelde het ook alweer om op te groeien? Gerrit Janssens plaatst ons in het hoofd van een twaalfjarige. 

De ik-verteller van Twaalf heeft er genoeg van. Al maandenlang woedt er een koude oorlog tussen zijn ouders. Vader vlucht in zijn werk, moeder werpt zich op het interieur van hun nieuwe, ongezellige huis. ‘Bouwen deed ze, huizen tekenen, thuizen maken voor anderen, maar voor wie? Niet voor ons.’ Tijdens een recent uitstapje naar Kreta is blijkbaar iets tot ontlading gekomen, al houdt de auteur wat dat betreft zijn kaarten dicht tegen de borst. En nu is ook nog opa dood. Tijd om van huis weg te lopen. ‘Ik was het beu, hun weg zijn, hun zwijgen, hun ruzie, hun fakking gedoe. Dat was iets van hen, maar ik zat er wel tussen. Ze deden alsof ik er niets mee te maken had. Wat als ze zelf zouden merken hoe het zou zijn als ik er niet meer was?’
Pas laat in de roman komen we via een omwegje te weten hoe de hoofdpersoon heet. Tot die tijd weten we alleen dat hij twaalf jaar oud is. En dat hij wegloopt in 2012, het jaar waarin hij twaalf geworden is. Gerrit Janssens loopt hier een beetje in de voetsporen van John Cheever en zijn verhaal ‘The Swimmer’, waarin een hoofdpersoon in de loop van één dag en één tocht opvallend ouder wordt. Immers, ‘als je zegt of denkt “ik ben weg”, ben je ook het pad dat je volgt.’ Hij ziet dezelfde plekken als anders, maar nu te voet, in plaats van in de auto van vader en moeder. Aan het eind is hij geen kind meer. Misschien was het ook de bedoeling om in de hoofdpersoon, die even oud is als de eeuw, iets te laten doorschemeren over de eenentwintigste eeuw so far, maar als dat zo is, heb ik het niet begrepen.
Gerrit Janssens publiceerde lang geleden, in 2004, De grap, een novelle voor young adults. Dat is een leeftijdscategorie die hij goed aanvoelt. Twaalf komt echt tot leven als hij (pre)tieners laat interageren: hun energie en stuurloosheid, hun bravoure en angsten, Janssens geeft er schijnbaar moeiteloos stem aan. De volwassenen zijn lastiger. Ook al doen de ouders in Twaalf dingen die pedagogisch niet koosjer zijn, ze klinken als papa’s en mama’s in kinderboeken. Janssens toont zijn oog voor fraaie details (moeder en vader dansen terwijl moeder nog een neongele stift vasthoudt; tijdens een ruzie verzeilt een splinternieuwe telefoon in vers beton), maar heeft moeite zich in de grote momenten. Hij houdt de lezer bijvoorbeeld nodeloos lang in onwetendheid over wat er gebeurde op Kreta, zodat de uiteindelijke onthulling alleen maar een anticlimax kan zijn. Twaalf geeft dan de indruk van een overgeproduceerde plaat, met te veel trucjes uit de cursus ‘Creatief schrijven’ (zoals de nutteloze geheimzinnigdoenerij over de naam van de hoofdpersoon) en te weinig aandacht voor waar Janssens’ talent echt ligt: de lezer verplaatsen naar de denk- en gevoelswereld van jonge mensen. Een beloftevolle auteur die je meer branie zou toewensen. 

Gerrit Janssens, Twaalf.
Ambo Anthos, 208 pagina’s, € 18,99
Deze tekst verscheen eerder in de boekenbijlage van De Standaard.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten