Niet alleen voor de gemiddelde lezer was hij een onbekende naam; ook de lezer die zijn vorige romans wèl kende, zag Het bloed in onze aderen niet aankomen. Na drie hilarische, medische en academische satires opeens een lijvige historische roman: dat is nogal een wending.
Bulnes werd ontdekt door de spraakmakende, intussen ter ziele gegane uitgeverij Vassallucci van Oscar Van Gelderen. Daar verschenen zijn eerste twee boeken. ‘Het eerste korte verhaal dat ik aan mijn uitgever voorlegde, ging vooral over een vakantie en een kapotte auto,’ vertelde Bulnes in een interview (Ublad Online, 15/9/2005). ‘Alleen in het begin beschreef ik een scène in een ziekenhuis, maar juist daar was hij enthousiast over. Hilarische reisverhalen zijn er genoeg, vond de uitgeverij, maar een beschrijving van het ziekenhuisleven van binnenuit was kennelijk iets nieuws.’ Bijgestuurd door de uitgever schreef Bulnes zijn debuut Zorg.
De lezer loopt in Zorg mee met een overwerkte dokter-in-opleiding met twee zware problemen: haar patiënten en de artsen. De artsen doen er alles aan om werk en verantwoordelijkheid van zich af te schuiven. Zorg voor patiënten is afhankelijk van humeuren, temperamenten en toevallige secundaire belangen. Dat de patiënt na een ingreep nog een ‘zinvol leven’ kan leiden, is minder belangrijk dan het professionele succes van de chirurg. Niet voor niets heeft de roman een disclaimer: ‘Niet geschikt om mee te nemen op ziekenbezoek!’
Zorg zal vast wel gechargeerd zijn – daar is het satire voor – maar ook in afgezwakte versie is de realiteit die Bulnes schetst, bepaald huiveringwekkend.
Uit Attaque! (Bulnes’ derde roman, in dezelfde setting) valt te onthouden dat de diagnose van een patiënt kàn afhangen van op welke afdeling van het ziekenhuis er nog bedden vrij zijn. Patiënten van wie de behandeling zowel triviaal als langdurig dreigt te worden, dienen met drogredenen naar andermans afdeling versluisd te worden. En euthanasie van uitzichtloze patiënten schuiven artsen met plezier eindeloos voor zich uit. Bulnes is lachen, maar daarom nog niet vrijblijvend.
Overigens zag Bulnes de boeken zelf niet als satires: ‘Eigenlijk staat er weinig bijzonders in. Het zijn bijna allemaal situaties die zich regelmatig voordoen, of zich makkelijk zouden kunnen voordoen. Misschien heb ik iets meer dan een ander oog voor het falen en de frustraties van mensen en verwoord ik het iets scherper.’
Bulnes is roman na roman gegroeid. De laconieke toon en uitermate efficiënte notatie – dat is hier een geschikter woord dan stijl – zaten meteen al goed, maar qua verhaalopbouw is er veel veranderd. Zorg (2003) is een reeks sketches; in Lab (2005) ontspint er zich pas een plot als het boek ruim over de helft is. De humor werd onderstreept met allerlei visuele toeters en bellen: vette druk om nadruk te leggen in dialogen, EEG-lijntjes om hoofdstukken van elkaar te scheiden, tekeningetjes, passages in twee kolommen (met links een officiële waarheid, rechts de officieuze), facturen, voetnoten... Vanaf Attaque! (2007) worden die uiterlijkheden scherp ingeperkt. Vanaf dat boek kun je ook echt van een plot gewagen. Het bloed in onze aderen (2011) speelt in een totaal andere categorie.
De eerste aankondiging dat er Bulnes nog meer te gebeuren stond, vinden we al in Attaque! Het verhaal begint in een Nederlands ziekenhuis, maar wordt halverwege verplaatst naar Spanje, waar de hoofdpersoon, Daniël Vliegenthart, aan het hoofd komt van een psychiatrisch ziekenhuis. De tijd heeft er stilgestaan voor iedereen, behalve voor het gebouw zelf. Daniël: ‘Je moet wel gek zijn om je hier op te laten nemen.’ Het gaat om een privé-ziekenhuis, een erfenis van zijn opa. De rest van de familie wil de gronden, gunstig gelegen in Madrid, zo snel mogelijk verkopen aan een projectontwikkelaar. Maar Daniël heeft verschillende redenen om zich aan zijn nieuwe baan vast te klampen. Er ontstaat een ongenadig spelletje stratego. Onderhandelingen en schreeuwende ruzie, dreigementen, intimidatie... Daniël wordt betrapt op het bezit van ecstasy die niet van hem is; hij bezorgt zijn neef Arturo, die hij van de streek verdenkt, een nacht in de isoleercel, enzovoort.
Na Attaque! ging Bulnes voor het eerst een jaar lang voltijds schrijven, om zich te verdiepen in de geschiedenis van zijn Spaanse familie. Het resultaat was echter verre van een tamme familieroman. Het bloed in onze aderen begint in de Rif, Marokko, waar het Spaanse leger in het voorjaar van 1921 een pijnlijke nederlaag gaat lijden. De oorlog tegen de Riffijnen dient geen ander doel dan de ijdelheid van koning en legertop: de baai van Alhucemas moet bijvoorbeeld absoluut veroverd worden op de verjaardag van de koning. Helaas is er ‘bij mijn weten nog nooit een oorlog gewonnen louter op het enthousiasme van de bevelhebbers...’ Dit zijn de woorden van kolonel Augusto Santamaría del Valle, die ter plaatse zijn best doet om de ramp te vermijden en het maar op het nippertje overleeft. Het militaire hoofdstuk is slechts de inleiding tot een geraffineerd vertakkende roman vol politieke intriges, complotten, besprekingen in achterkamertjes, ophefmakende moordzaken...
Het gaat hier niet om zómaar een nederlaag: dit was de vonk voor de militaire staatsgreep, zoveel jaren later. ‘Rechts verwerkte het verlies van een “echt” overzees rijk door het rijk eenvoudigweg te internaliseren, dat wil zeggen, door moederland Spanje te beschouwen als het rijk en het proletariaat als een onderworpen koloniaal volk.’ (Paul Preston, Een kleine geschiedenis van de Spaanse burgeroorlog, uitgeverij Atlas, 2006)
Miquel Bulnes beperkt het bestek van zijn roman tot de boog tussen de nederlaag in Marokko en de eerste staatsgreep, door de aartsconservatieve generaal Primo de Rivera, twee jaar later. Een onderzoekscommissie is bezig met het uitzoeken wie verantwoordelijk is voor de negenduizend Spaanse doden – en met de juiste gegevens zou dit wel eens tot de val van de koning zelf kunnen leiden. Sleutelrollen zijn weggelegd voor een onthullend dagboek en een (eveneens historische) seriemoordenares.
Voor humor heeft Bulnes geen plaats ingeruimd, alhoewel er af en toe wat te glimlachen valt in (paradoxaal) het laatste deel van het boek. Er zijn op dat moment zóveel gegadigden om een staatsgreep te plegen, dat het absurd wordt: ‘Maar waar zijn mijn manieren? (...) Hoe kun je een man ooit vragen zich aan te sluiten bij een staatsgreep zonder hem eerst iets te drinken aan te bieden?'
Op Bulnes’ website noemt de auteur onder anderen Chuck Palahniuk en Eduardo Mendoza als literaire voorbeelden. De invloed van een Palahniuk op Bulnes’ werk zie ik niet, maar Mendoza is een interessante naam. Deze Spaanse bestsellerauteur, die ook bij de critici vrij hoog genoteerd staat, debuteerde in 1975 met de roman La verdad sobre el caso Savolta (niet vertaald in het Nederlands), een historische roman die zich afspeelt in het Barcelona van 1917 en die wel wat doet denken aan Het bloed in onze aderen. Mendoza reconstrueerde min of meer hetzelfde tijdvak als Bulnes, met veel aandacht voor de ongezonde mix van onderwereldfiguren en politieke complotten.
De veelstemmigheid in de roman zit in een afwisseling van stijlen (in zwierig proza beschreven scènes, imitaties van pamfletten uit het tijdvak, uitgetikte verslagen van verhoren...). Mendoza is weliswaar meer een klassieke verteller dan de afstandelijke Bulnes – al kan dat ook een kwestie van ervaring zijn en zal Bulnes de komende jaren misschien de zelfzekerheid verwerven om die discrete vertelstijl te overstijgen – maar een bepaalde verwantschap tussen Mendoza’s debuut en Bulnes’ laatste roman is er zeker.
Overigens kunnen we Het bloed allerminst beschouwen als een breuk met Bulnes’ eerdere werk. Er is consistentie in de milieus die Bulnes beschrijft: vrij complexe minigemeenschappen, waarin elk individu zijn eigen doelen nastreeft en allianties altijd een versheidsdatum hebben. De personages verdedigen hun belangen lang niet altijd op correcte wijze. Bulnes en zijn personage zijn dol op stratego. Over de vakbondspenningmeester Serafín Maragall schrijft Bulnes:
Zijn huidige positie heeft hij te danken aan jaren van subtiel machtsspel en na vijftien jaar in de politiek weet hij in te spelen op elke menselijke zwakte en tekortkoming, waarbij zijn voorkeur uitgaat naar hebzucht, machtswellust en eerzucht… Inderdaad: eerzucht. De loyaliteit die je als bestuur kunt krijgen van je critici door ze naast je plaats te laten nemen tijdens vergaderingen is onvoorstelbaar. Haal je ergste tegenstanders altijd aan jouw kant van de tafel, maak jouw probleem hún probleem.
In Het bloed in onze aderen staat er ontzettend veel op het spel, maar de technieken die de politici in dit boek hanteren, vonden we ook al in Bulnes’ satires. Doorgaans is zijn hoofdpersoon in het begin een ingénu, die de manipulaties en strategieën maar te ondergaan heeft. Jidde in Lab laat zowel op het werk als privé over zich heen lopen. Daniël sluit in de eerste hoofdstukken van Attaque! een alliantie met een collega om aan een vervelend klusje te ontsnappen, maar het plannetje bezorgt hem alleen maar meer werk. Niettemin zijn dit geen typische Hollandse roman-losers. Jidde heeft aan het eind van Lab veel bijgeleerd en verdedigt met succes zijn (wankele) proefschrift. Daniël lijkt goed op weg om de strijd om het psychiatrisch ziekenhuis te winnen; dat hij dat uiteindelijk niet doet, heeft te maken met de psychologische klap die Bulnes hem aan het einde toebrengt.
Elk van de drie “vroege” romans eindigt namelijk op dezelfde manier: de hoofdpersoon krijgt een draai om de oren, die hem dwingt tot een drastische herziening van zijn of haar prioriteiten. Daniël ontdekt dat niet zijn neef maar zijn broer de drugs in zijn bagage heeft verstopt; hij wreekt zich, maar schaamt zich voor de gevolgen. De arts uit Zorg ontdekt dat de patiënte met het onherkenbaar beschadigde gezicht, die iedereen aanzag voor een hoer die werd toegetakeld door haar pooier, haar verdwenen flatgenote en beste vriendin is. Het spelletje stratego, waartoe de personages door hun milieu gedwongen worden, komt tot een bruusk einde, om de verwrongen relaties met de belangrijkste personen in hun leven te herevalueren.
Dit emotionele element ontbreekt in Het bloed in onze aderen en dat is een beetje een zwakte. Bulnes’ ambitieuze vierde is een heel rationeel boek: uitstekend gedocumenteerd, zuiver opgeschreven, vol verstandige mensen (vooral mannen) die op het toppunt van hun intellectuele gaven opereren... maar emotie is dit boek vreemd. Er is nog ruimte voor groei. Niettemin heeft Bulnes met Het bloed in onze aderen duidelijk gemaakt dat hij niet altijd de schrijver van medische satiren zal blijven. Ook al kon Bulnes zijn Librisnominatie niet verzilveren, hij speelt vanaf nu mee met de grote jongens.
Het werk van Miquel Bulnes verschijnt bij uitgeverij Prometheus.
www.miquelbulnes.nl
Dit artikel schreef ik enkele jaren geleden voor het blad Ons Erfdeel. Het is niet eerder gepost op deze blog. Morgen post ik een uitgebreide versie van de recensie die ik voor de Standaard der Letteren schreef over Bulnes' nieuwste, Reconquista.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten