dinsdag 25 januari 2022

"De terugkeer", feuilleton (10/22)

De barman rolde met de ogen. ‘Wie zal zeggen of die twee inbraken iets met elkaar te maken hebben? De kranten zeggen van wel. Maar wat weten die? Het is Turnhout. De enige die daar kan lezen is de pastoor, de enige die kan denken de dokter. Om over die paljas van een burgemeester maar te zwijgen.’ 
Henri kneep in zijn onderlip om een glimlach te onderdrukken. De barman schoof hem de krant toe, wees op een piepklein artikeltje. Daarin werd gesproken over het lopende onderzoek naar de moord op de heer Costerlings, Achiel. Bij het artikeltje stond een foto van het slachtoffer afgedrukt. ‘Met een tweeloop in de borst geschoten’. 
‘Waarom gaat u naar Turnhout? Hebt u er familie wonen?’
‘Mijn vader is er burgemeester,’ zei Henri. Hij nam rustig een slok, zonder de barman aan te kijken. Die begon aan een verontschuldiging, maar besloot halverwege dat hier geen redden meer aan was en begon met volle concentratie een glas droog te wrijven. 
Turnhout kon een ruwe stad zijn, dat wist Henri maar al te goed. Nochtans, een moord op een brave burger in diens eigen huis, plus een dienaar van de wet, van het leven beroofd? Het kon haast niet waar zijn. Bovendien suggereerde de brief van zijn vader een patroon. Een patroon dat verontrustend genoeg was om hem terug te roepen uit Engeland. 
Hij bladerde door de krant. Een bezoek van de koningin aan een meisjesschool; een van de leerlingetjes had een prijs voor elegantie gekregen. Verslag van een toespraak in het parlement over de textielnijverheid. De correspondent in Pruisen drukte zijn bewondering uit voor de modernisering van het spoorwegennet aldaar. Er reed ook een trein naar Turnhout, schoot Henri te binnen, zij het niet rechtstreeks vanuit Antwerpen. En zijn vader ging hem dus een ander vervoermiddel sturen. Hij was er best nieuwsgierig naar. Peinzend over de reis en de aanleiding ervan, had hij zijn ‘volgerswaan’ ongemerkt van zich afgeschud. Met een tevreden uitdrukking bracht hij een laatste maal het bier naar zijn mond. Hij rekende af. 
Het licht van het haardvuur viel door een kunstig smeedijzeren rooster. Dat deed allerlei vormen over de vloer van zijn kamer kronkelen. Henri keek om zich heen. Behalve dat vuur, was er verder nog iets veranderd? Zijn koffer? Maar het had geen zin om daar conclusies uit te trekken, want het had net zo goed de bediende kunnen zijn die zijn koffer op bed had gelegd. Hij draaide de sleutel twee keer om in het slot. ‘Een beetje volgerswaanzin op zijn tijd is zo’n slecht idee niet,’ mompelde hij, een stoel voor de deur schuivend. 
Hij goot water in een porseleinen kom – meteen werd er een bevende maan in weerkaatst – en plensde enkele handenvol in zijn gezicht. Niettemin wrikte een onstuitbare geeuw opeens zijn hele gezicht open. Hij gaf zich eraan over en liet zich op bed vallen. Hij wou de tijd nemen om zijn gedachten te ordenen, maar toen hij de ogen weer opende, was het buiten stil geworden. Een straathond jankte. De zware stoel stond onbeweeglijk voor de deur.

(wordt vervolgd)
Meer weten over de achtergronden van dit feuilleton? Klik hier

Geen opmerkingen:

Een reactie posten