maandag 24 januari 2022

"De terugkeer", feuilleton (9/22)

‘Neem er ook een,’ zei Henri. 
De barman wuifde afwerend met de hand (‘Dat is niet toegestaan’), maar de likkebaardende manier waarop hij naar Henri’s bier keek, vertelde een ander verhaal. 
‘Het is hier toch niet altijd zo kalm, hoop ik?’ 
‘Nee, nee, zeker niet. Vorig weekend zat het hier nog stampvol. Een gezelschap dat voor een huwelijk naar Antwerpen kwam. Heel, heel plezierig. En een hoofdpijn de dag daarna!’ 
Henri onderschepte opnieuw een blik naar de inkomhal. Hij keek over zijn schouder en zag nog net de receptionist oogcontact maken met de barman. 
‘Dat de gasten een kater overhouden aan een bruiloft, snap ik. Maar jij?’ 
‘Ik heb dan ook een waarschuwing gekregen.’ 
Henri lachte, zacht, diep in de keel. Niet om de barman, maar om zichzelf en zijn… hoe noemde het meisje op de trein het? Volgerswaanzin! Dat was het. Hij begon gevaren te vermoeden zonder grond, kwade bedoelingen te zien in eender wat. ‘Neem er toch maar een. De gast dringt aan.’ Er was niets aan de hand en hij haalde zich dingen in het hoofd. 
Terwijl de barman met zichtbaar genoegen een biertje koos, knikte Henri naar de krant. ‘Ik reis morgen door naar Turnhout. Staat er niets over in de krant?’ De datum op de voorpagina was 6 oktober 1869. 
‘U bedoelt, die roofovervallen? Tja… Lokaal nieuws. Er stond wel iets van in de krant, hier in Antwerpen, maar wie weet wat er echt gebeurt in die gehuchten in het hol van Pluto? Excuseer, als ik Vlaams spreek met de gasten word ik snel onbeschoft.’ 
‘Ook een waarschuwing over gekregen?’ Ze tikten hun glazen tegen elkaar. 
‘Men spreekt van roofovervallen, men spreekt over een bende. Het enige wat zeker is, is dat er twee mensen vermoord zijn.’ 
‘Hoe?’ 
‘De eerste bij hem thuis. ’s Nachts. Met vrouw en kinderen boven in bed.’ 
‘En hoezo is er dan sprake van een bende?’ 
‘Het was al de tweede inbraak. Door dezelfde bende, naar het schijnt. En de veldwachter die de verdach-ten op de hielen zat, is dezelfde nacht doodgeschoten.’ Meteen zag Henri de liggende veldwachter voor zich. De naam van de man herinnerde hij zich niet, wèl hoe hij hem ooit had aangetroffen: half verzonken in een hooiberg op een veld nabij Turnhout, een affreus geronk voortbrengend. Dat was in een van de zomervakanties die Henri bij zijn vader doorbracht, als zijn moeder hem… -- hij haalde het kompas uit zijn borstzakje en wipte de dekplaat omhoog, zonder ernaar te kijken. Meteen stak hij het weer weg, gerustgesteld.

(wordt vervolgd)
Meer weten over de achtergronden van dit feuilleton? Klik hier

Geen opmerkingen:

Een reactie posten