4. Naar Turnhout
Antwerpen lag al even achter hen en nu schokte de Hippomobile over de zandweg naar Turnhout. Maurice hield het stuur slechts met moeite in bedwang. Henri had al ettelijke keren gedacht dat hij het zou moeten overnemen, maar eerlijk gezegd: hij had geen idee hoe.
Toen de knecht met het tuig voor het Saint-Antoine had stilgehouden, was Henri’s eerste reactie er een geweest van vage afkeer. Vergeleken met eender welk rijtuig getrokken door het trotse paard, ontbrak het dit gemotoriseerde tuig aan iedere bekoorlijkheid. Hoewel de voorwielen kleiner waren dan de achterwielen, lag de bak voor reizigers – het ontbreken van elke verfijning stond geen ander woord toe dan ‘bak’ – toch perfect horizontaal. Vooraan had de bak twee zitbanken, de een achter de ander, en Henri had meteen besloten dat hij naast Maurice zou gaan zitten – misschien omdat die zich zekerder leek te voelen in het rijtuig. Maurice had een gespaakt wiel vóór zich, waarvan de stang lood-recht in het karkas van de Hippomobile stak. Het verving de teugels en de zweep van de koetsier, begreep Henri.
De Hippomobile bracht een hortend, onaangenaam geluid voort, dat Maurice met een opgelucht gezicht afbrak. Hij kwam van de ‘bok’ en nam zijn pet af voor de zoon van zijn meester.
‘Maurice, ik ben onder de indruk.’
‘Jongeheer Conscience, wat een plezier u terug te zien.’
Henri had zich geschaamd. Hij had de oude knecht amper een blik waardig gegund, in beslag genomen door het tuig waarop die zat.
‘De motor zit onder ons, aan de achterwielen,’ had Maurice uitgelegd. ‘Het is een ontploffingsmotor, maar maakt u zich geen zorgen, ik rijd er al maanden mee en ben nog altijd niet de lucht in gegaan.’ Er volgde een langzaam, onzeker lachje: al kon Maurice nu iets wat zijn jonge meester niet kon, dat was nog geen reden om zich opeens beter te voelen dan Henri.
Erg snel ging het zeker niet en op de zandwegen buiten Antwerpen was het zitcomfort aan de beperkte kant. Misschien was het daardoor (door de verveling en de ergernis) dat Henri geleidelijk begon te wennen aan de ervaring… zijn eerste rit in een gemotoriseerd voertuig. Af en toe waagde hij het om een beetje over de rand te leunen, zodat hij eronder kon kijken. Hij zag de ketting in hoog tempo het binnenwerk inschieten en er weer uitkomen.
‘Je moet vooral de ketting goed smeren,’ zei Maurice.
‘Het is dus een soort vélocipède?’
‘Alleen moeten we niet zelf trappen.’
Natuurlijk kende Henri de fiets, ook al was die alleen leuk voor evenwichtskunstenaars. Hij zag het niet snel gebeuren dat de vélocipède echt populair zou worden… en dit ronkende, schuddende ontploffingstuig nog minder.
‘Uw vader zal blij zijn u te zien.’ Henri keek opzij, in het breed glimlachende gezicht van de man op wiens knie hij nog paardjegereden had. Was hij bijziend geworden, of had hij alleen maar last van de lage winterzon die hem van rechts in de ogen scheen? Was hij moe? Ze waren al uren onderweg. Hoe het ook zat, zijn ogen glansden.
‘Ik denk dat vooral jij blij bent om me terug te zien, Maurice.’
(wordt vervolgd)
Meer weten over de achtergronden van dit feuilleton? Klik hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten