donderdag 20 januari 2022

"De terugkeer", feuilleton (6/22)

3. Saint-Antoine 

Het hotel was niet ver. Henri overwoog even een koets aan te houden, maar na uren zitten – met een rijtuig van Oostende naar Brugge, een trein van Brugge naar Mechelen en ten slotte van Mechelen naar Antwerpen – kon hij wel wat beweging gebruiken. De Meir afwandelend werd hij begeleid door het geratel van luiken en het dichtslaan van deuren. Tegen dat hij het einde van de straat bereikt had, was achter hem elke winkel gesloten. Op de Groenplaats daarentegen gingen enkele zaken open. In een danscafé werd een wals ingezet door een orkestje dat de muziek met een zorgeloos enthousiasme te lijf ging. 
Het Saint-Antoine, op de hoek van de Groenplaats en de Geefstraat, was inderdaad duur. Niet dat het Henri verwonderde. Zijn vader had niet de gewoonte op een cent te kijken. Henri echter wist zich hier niet op zijn plaats. Het was niet zijn schuld dat zijn schoenen zoveel lawaai maakten onder de poort die naar het binnenplaatsje leidde, echoënd tegen het gewelf, maar hij voelde zich er wel ongemakkelijk bij. 
Terwijl de receptionist zijn reservering zocht, keek Henri in de spiegel achter de balie. Een bleke jongeman, vooraan in de twintig, met een voorzichtige manier van bewegen, op het randje van het schuwe. Maar ook, zag hij, iemand die voor niemand een bedreiging vormde, die zich nergens mee zou bemoeien. Helemaal geen slechte uitstraling voor een privédetective – of iemand met die ambitie. Hij streelde tevreden zijn blonde snor glad. 
‘Wenst u hulp met uw bagage?’ 
Henri schudde het hoofd, beleefd en onschadelijk als immer, ‘doet u geen moeite.’ Niettemin stond er opeens een jongen naast hem, die met zijn koffer de trap opging. Henri, het schilderij onder een arm gekneld, volgde hem op een drafje. Op het moment dat ze bijna de eerste verdieping bereikt hadden, hoorde Henri beneden weer voetstappen in het poortgewelf. Het geluid van de straat nam kort in hevigheid toe. Henri boog voorover om een schoenveter los te trekken en weer vast te maken, luisterend naar de voetstappen op het plankier, die stilhielden voor de receptie en de spiegel. 
‘Ik zoek een kamer voor vannacht.’ 
‘U hebt geen reservering?’ 
‘Hebt u veel gasten op dit moment?’ 
De receptionist moest niet goed weten wat hij met die vraag aan moest, want Henri hoorde de onbekende verduidelijken: ‘Ik ben een heel lichte slaper.’ 
‘Ik kan u een kamer geven op de tweede verdieping. Daar is maar één gast.’ 
‘En geen luidruchtig iemand?’ 
‘Hij is nog maar net aangekomen. Ik moet u het antwoord schuldig blijven.’ 
Henri deed de loopjongen teken dat hij klaar was.

(wordt vervolgd)
Meer weten over de achtergronden van dit feuilleton? Klik hier

Geen opmerkingen:

Een reactie posten