vrijdag 4 februari 2022

"De terugkeer", feuilleton (19/22)

Henri stond voor het raam, in zijn oude slaapkamer aan de straatkant van het huis. Hij hoorde beneden de voordeur dichtslaan. Het silhouet van de veldwachter stapte weg. Hij had een daadkrachtige, haast militaire manier van stappen, niet in het minst aangetast door de drie glazen wijn die Gerard Conscience alsnog in hem gegoten had. Hij volgde het kasseipaadje rond het cirkelvormige grasperkje en daalde daarna de glooiende oprit af. Hij was al haast onzichtbaar geworden toen hij de zware smeedijzeren poort bereikte. 
‘Ik was vergeten hoe donker het hier wordt,’ zei Henri. Er schenen lampen achter de ramen in de rest van de straat, een patroon van licht in verschillende intensiteiten, maar ze waren redelijk ver verwijderd en overal elders was er duisternis, een zwart dat gulzig naar de lichtjes leek op te dringen. 
‘Op dit eigenste ogenblik kan de smokkelbende bezig zijn een van onze stadsgenoten de kop in te slaan.’
Henri herkende het dramatische talent van zijn vader. ‘Ik begrijp het, maar het is onwaarschijnlijk. Alle inbraken gebeurden in het holst van de nacht, rond twee uur, zoals de veldwachter net nog vertelde.’ 
Hij keek om zich heen. Alles was er nog. Dezelfde lamp, kast, tafel, tot en met het wasbekken op de driepoot. 
‘De kamer is min of meer gebleven zoals ze was. Ik heb wel een groter bed laten zetten. En je speelgoed ligt in de kelder. Dat kinderachtige schilderijtje ook.’ Hij gebaarde naar een witte rechthoek op het dikke beige behangpapier. 
‘Ach ja, dat kaboutermeisje op een paddenstoel... Ik heb wel iets ter vervanging.’ In de gang beneden klonken de sloffende stappen van de oude Maurice. Ergens was ook het gerinkel van vaatwerk te horen. Gerard Conscience had even niets te zeggen. Hij keek toe hoe zijn zoon het schilderijtje aan een spijker hing en bekeek het, tot de theatrale blik van beschouwing op zijn gezicht veranderde in iets anders, iets tussen twijfel en verrassing. ‘Is dat...’ begon hij. Maar Henri had zich weggedraaid en begon sokken uit zijn koffer te verplaatsen naar de lade van een laag kastje. 
Het was de kamer die Gerard Conscience opeens een tikje schuchter maakte. Hij dacht aan de schoolvakanties die zijn zoon hier had doorgebracht. Er schoten hem anekdotes te binnen, fijne en pijnlijke herinneringen. Verontwaardiging en enthousiasme had hij altijd beschikbaar op een vingerknip, maar in deze kamer voelde hij zich op dun ijs. Iets met gemiste kansen, schuldgevoel. ‘Ik ben blij dat je er weer bent.’ Pas toen hij zijn vader hoorde wegstappen, ontspande Henri zich volledig. 
Hij leunde op het bureautje waaraan hij ooit opstellen had geschreven, sloot de ogen en luisterde. Andere mensen kenden hun huis van binnen en van buiten, konden er haast blind in rondlopen zonder ergens tegenaan te lopen. Zijn vader leek door oneffenheden in de vloer, meubels en stoelen te worden aangetrokken als een kompasnaald door de noordpool. Henri luisterde met welbehagen naar het onmiskenbare geluid van zijn vader die zich simpelweg van de eerste verdieping naar de eetkamer bewoog. Gerard Conscience was, zelfs als hij zijn mond hield, achteloos luidruchtig, zoals het huispersoneel van een dove.

(wordt vervolgd)
Meer weten over de achtergronden van dit feuilleton? Klik hier

Geen opmerkingen:

Een reactie posten