Conscience had de zaakgelastigde van het geslacht Ducasse naar de voordeur begeleid en Clara en Rik Hellens teruggevonden in de keuken. Hen bijpraten was nergens voor nodig: Henri wist best dat Clara altijd aan de deur luisterde als hij nieuwe klanten ontving.
‘Ze heeft me de route laten zien, op kaart, die voor ons is uitgestippeld. Ze heeft me de documenten laten zien van de mannen die ons begeleiden – een escorte van oud-militairen, oogt betrouwbaar. En…’ Hellens wou hem onderbreken, maar Henri stak bevelend een hand op. ‘Wat de reistijd betreft: het is denkbaar dat we Parijs halen voordat de hel daar losbreekt. Het is een groot land. De Pruisen kunnen op verschillende punten in hun opmars gestuit worden. Er zijn nog grote Franse troepenmassa’s die aan hun defensieve positie werken. Misschien is het… werkbaar.’
Hellens gesticuleerde met de handen voor zijn borst. ‘Je hebt een doodswens. Je bent gek. Zelfs Koning Leopold, de bevelhebber van onze strijdmachten, heeft gezegd dat hij hoopt dat ons land niet, ik herhaal: níet betrokken zal worden bij die rotzooi tussen de punthelmen en de fransozen. Niemand in België wil zelfs maar de indruk wekken dat we weten wat daar gaande is. Ni vi, ni connu! Maar meneer Conscience gaat op vakantie naar een zeer binnenkort bezette stad.’
‘Meneer Hellens, excuus dat ik u onderbreek.’
Henri was Clara dankbaar voor haar ingreep. Hij wist niet waar hij moest beginnen om Hellens’ emoties te kalmeren, en los daarvan: hoe langer zijn vriend praatte, hoe meer hij zelf weer tegen de reis begon op te zien. Liet hij zich te gemakkelijk ompraten? ‘Wat is het, Clara?’
‘Waarom willen de Pruisen Parijs?’
Hellens waaierde geërgerd met de handen. ‘Omwille van de dépêche van Ems, dat weet iedereen.’
‘De wat van wie?’
Henri ging op een krukje zitten, de rug tegen de glazenkast. ‘Ems, in feite Bad Ems, is de gemeente waar de Pruisische koning Wilhelm zich bevond toen Keizer Napoleon III hem verzocht te bevestigen dat hij nooit de kandidatuur voor de Spaanse troon van Leopold van Hohenzollern-Sigmaringen zou steunen.’
‘Leopold von…’
‘Kort gezegd, een Pruis. Kijk, Spanje heeft een koning nodig, zoals wij Belgen ooit een koning nodig hadden, bij de vorming van ons land. Frankrijk verzet zich vanzelfsprekend tegen de Pruisische kandidaat. Het wil niet ten oosten en ten zuiden dezelfde buurman hebben. En Pruisen had zich daar al bij neergelegd: Koning Wilhelm had zijn steun aan Leopold van Hohenzollern al ingetrokken. De plooien waren dus gladgestreken, de splinter was al uit het vel getrokken. Wat de Franse keizer nu wou, was de extra bevestiging dat de Pruisische koning ook in de toekomst niet van mening zou veranderen over die kandidatuur.’
‘En dus verstuurde de koning vanuit Bad Ems een telegram, een dépêche, waarin hij zei dat de Franse keizer zijn voeten uithing,’ zei Hellens, proberend de conversatie naar een snellere conclusie te dwingen.
‘Wat de koning van Pruisen schreef, was dat hij aan zijn eerdere verklaringen over de kandidatuur niets had toe te voegen,’ zei Henri.
Hellens: ‘En daarmee basta.’
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten