woensdag 13 juli 2022

De schaduwkaart (work in progress, 8/11)

‘Nog nieuws in de krant?’ vroeg Fiene. 
Henri had het lezen net opgegeven: de koets schudde zo hevig dat de lettertjes voor zijn ogen in moes veranderden. Op Fienes vraag zocht hij toch nog even een passage op. ‘De Times publiceert een brief van een historicus, ene Thomas Carlyle. Hij schrijft… en ik vertaal uit de losse pols: “Dat het nobele, geduldige, diepe, vrome en solide Duitsland koningin van het continent wordt, in plaats van het opgeblazen, ijdele, gesticulerende, twistzieke, rusteloze en overgevoelige Frankrijk, lijkt mij het hoopvolste feit dat heeft plaatsgevonden tijdens mijn leven.”’ 
Fiene liet een diepe, sonore lach horen. ‘Vanuit Engeland hoeven de Fransen niet veel steun te verwachten. De oorlog is nog niet afgelopen en ze roepen al een winnaar uit.’ 
Henri trok voor de zoveelste keer aan het gordijntje, maar het maakte geen verschil: hij zat dan wel niet in de zon, het was de lucht zelf die brandde, de kleren aan zijn lijf die warm waren als je ze aanraakte. Op allerlei problemen waren ze voorzien, maar niet op een hittegolf. Hopelijk konden de paarden het aan. ‘Vertel me over die vrienden in Parijs.’ 
‘Ik heb drie namen, allemaal van jongens met wie jongeheer Isidore op de middelbare school gezeten heeft. Het voordeel is dat ik de adressen van hun ouders heb, te Parijs. Ouders verhuizen net iets minder vaak dan jongens vooraan in de twintig.’ 
‘Ja, maar Isidore is 24. De middelbare school ligt al even achter hem. Meer recente contacten zouden betrouwbaarder zijn.’ 
‘Niemand weet met wie Isidore de laatste jaren bevriend is geweest.’ 
Henri gooide een lijntje uit. ‘Het klinkt alsof niemand zich iets aantrok van die jongen.’ 
‘Er was nogal wat frictie tussen vader en zoon. Geen van beide vond het een groot bezwaar om wat afstand te houden.’ 
‘Dat kan je wel zeggen. De Atlantische Oceaan ligt tussen hen in.’ 
‘Ik bekijk het van de zonzijde. We weten met zekerheid dat Isidore het contact met deze jongens uit de middelbare school heeft onderhouden. Onderhoud jij geen contact meer met schoolkameraden, Conscience?’ 
‘Amper, eerlijk gezegd. Ik heb enkele jaren in Engeland gestudeerd, moet u weten.’ 
‘Maar nu ben je terug in het land. Heb je hen niet opgezocht bij je terugkeer?’ 
Hij had nooit de woorden ‘eerlijk gezegd’ mogen gebruiken. Iedereen wist dat ‘eerlijk gezegd’ de proloog was van een leugen. ‘U stelt veel vragen.’ 
‘Ik heb ontdekt dat vragen stellen de beste manier is om iets te weten te komen.’ 
Henri glimlachte met strakke lippen. ‘Ik heb ook vragen. Over u. Laten we dit afspreken: u beantwoordt een van mijn vragen en in ruil geef ik een antwoord op een van de uwe. Akkoord?’ 
‘Is het je gewoonte om dat soort kinderachtige spelletjes te spelen?’ 
‘Zeer zeker. En ik beschouw dat als mijn antwoord op uw eerste vraag, dus nu is het mijn beurt. Wat is precies uw relatie met Ducasse père?’
‘Hm, dat is geen eerlijke ruil. Probeer het eerst met een voorzichtiger vraagje.’  
‘Een vraag op kousenvoeten dan. Wat voor werk voert u uit, daar in Antwerpen?’   
(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten