Quentin Tarantino doet het weer: bij het bekijken van Django Unchained is mijn mond meermaals opengevallen van verstomming. Tarantino is tegenwoordig meer over the top dan Almodóvar het was in de jaren ’80.
Django Unchained is gesitueerd twee jaar vóór het uitbreken van de Burgeroorlog. Waarom? Misschien omwille van het bekende ‘the night is darkest before the dawn’: zelden is een regime (hier: de slavernij) wreder dan in zijn laatste stuiptrekkingen.
Tarantino deed mij een boekje uit de kast (nou ja, wie mijn appartement een beetje kent: de stapel) trekken dat lag te wachten op een goede gelegenheid: Het Zuiden van de Frans-Amerikaanse schrijver Julien Green.
Door het korte geheugen van ons boekenvak, bestaat er een lànge lijst van internationale grootheden die ooit wel vertaald werden, maar waarvan de boeken onvindbaar geworden zijn. Julien Green is er zo een. Het laatste wat van hem in druk verscheen, was precies deze toneeltekst, Het Zuiden, in een vertaling van Judith Herzberg (Het Zuidelijk Toneel/International Theatre & Film Books, 1990, vraag ernaar in uw antiquariaat).
Speelt Django Unchained zich af twee jaar vóór het uitbreken van de Amerikaanse Burgeroorlog, Green situeert dit drama op de dag van het uitbreken zelf, 12 april 1861.
Ook al is Tarantino’s kunst cartoonesk, hij is minstens een beetje een schrijver; exuberante, uitvoerige dialogen vormen onderdeel van zijn stijl. En zoals het personage van Christophe Waltz (Oscar!) zijn afkeer voor de gruwelen die hij te zien krijgt, verdrinkt in woordrijke, sprankelende monologen, zo wordt ook bij Green het cruciale weggedrukt, afgedekt met taal. Het ongezegde is altijd centraal bij Green; niet toevallig heet een boek met essays over zijn werk Non-dit et ambiguïté. Het ongezegde, dat bijna altijd leidt tot geweld.
Greens these in Het zuiden is dat de Burgeroorlog de veruitwendiging was van alles wat in het zuiden van de VS ongezegd bleef. Het ongemak van een plantage-eigenaar, die wel voelt dat slavernij ongepast is, maar niet weet hoe hij zonder gezichtsverlies afstand kan nemen van die “cultuur”. Meerdere personages durven hun liefde niet uit te spreken: Regina niet tegen Ian, Ian niet tegen Erik. Ten slotte komt het tot een duel tussen beide mannen. ‘Hadden ze ruzie over de oorlog?’ vraagt iemand. Waarop het antwoord luidt: ‘Waar zouden twee mannen anders ruzie over moeten hebben op 12 April 1861?’ Maar de werkelijke aanleiding is gefrustreerde, onuitspreekbare passie.
Onuitgesproken gewetenskwesties en onderdrukte passies: ze zijn ongezond voor een samenleving. ‘De oorlog kan ook een vorm van georganiseerde zelfmoord zijn’, schrijft dramaturg Klaas Tindemans in zijn voorwoord, ‘maar zonder de schande die zelfdoding als bijsmaak heeft.’ Wat een intrigerende gedachte: oorlog als manier om psychologisch geblokkeerde samenlevingen “op te schonen”.
Misschien is een film als Django Unchained wel een beetje oorlog. Er was al protest tegen Tarantino’s “entertainment-misbruik” van de slavernij, en van de pesterige manier waarop hij het woord “nigger” rondstrooit. Taboe-onderwerpen, die door deze heerlijk uitzinnige film weer op ons bord terechtkomen.
Naschrift, 26/4/2013: Na het verschijnen van deze column, werd me gemeld dat Anton Haakman in 2010 vertalingen maakte van twee romans van Julien Greene. Noch voor Middernacht, noch voor Christine, is een uitgever gevonden. De vertalingen zijn integraal te lezen op Haakmans website.
Naschrift, 26/4/2013: Na het verschijnen van deze column, werd me gemeld dat Anton Haakman in 2010 vertalingen maakte van twee romans van Julien Greene. Noch voor Middernacht, noch voor Christine, is een uitgever gevonden. De vertalingen zijn integraal te lezen op Haakmans website.
Een lichtjes geredigeerde versie van deze column verscheen in de Standaard der Letteren van vandaag, 19 april 2013.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten